Tuchtcollege buigt zich over klachten rond asielzoekster
Het regionaal tuchtcollege in Zwolle heeft zich zaterdag gebogen over klachten tegen een artsenechtpaar uit Voorthuizen. Het echtpaar zou steken hebben laten vallen in de behandeling van een asielzoekster in Voorthuizen.
De klachten komen erop neer dat de supervisie van de vrouwelijke huisarts over haar man, die basisarts is, niet goed geregeld zou zijn. De man zou huisartsgeneeskundige zorg hebben verstrekt, waarvoor hij niet gekwalificeerd is. Hierdoor zou de kwaliteit in de praktijk onvoldoende gewaarborgd zijn.
Directe aanleiding tot de klachten is de behandeling van een asielzoekster uit het inmiddels gesloten azc in Voorthuizen. Het echtpaar had de zorg voor de bewoners van dat azc op zich genomen toen bij de komst ervan in 1999 bleek dat hun collega’s daar niet voor voelden. De basisarts ondersteunde zijn vrouw bij de behandeling van de patiënten, omdat het op prijs werd gesteld dat de bewoners ook bij een mannelijke arts terecht konden.
De betreffende asielzoekster werd eind 2002 ziek. In de bewuste week werd zij meermalen door de artsen en in het ziekenhuis onderzocht. In het weekend werd de basisarts tot twee keer toe gebeld door de centralist van het azc. De arts weigerde echter de klachten van de vrouw aan te horen en zei dat er besloten was het weekend niets te doen. Bij een volgend telefoontje noemde hij de klachten psychisch en zei hij dat de patiënte de situatie moest accepteren zoals die was. Een dag later werd de asielzoekster met spoed geopereerd en gereanimeerd wegens een geperforeerde dunne darm.
De inspecteur neemt het de arts kwalijk dat hij niet wilde luisteren naar de centralist en het besluit niet heeft overlegd met zijn vrouw. De inspectie vindt het inadequaat en onverantwoord dat juist in dit geval expliciete afspraken over supervisie ontbraken en vroeg het college een passende tuchtrechtelijke maatregel op te leggen.
Het echtpaar zegt dat er wel degelijk afspraken over supervisie waren en wees erop dat er een paar jaar voor het voorval met de asielzoekster gedegen onderzoek is gedaan door een andere inspecteur. Die vond dat er geen bezwaar was tegen het functioneren van de basisarts in de praktijk van zijn echtgenote, wanneer naast zijn bevoegdheid zijn bekwaamheid niet in het geding was. „Zijn echtgenote is supervisor en samen bewaken zij zijn bekwaamheid”, zo schreef hij in zijn rapport.
Namens het echtpaar betoogde Hubben dat de huidige inspecteur zijn onderzoeksplicht erg lichtvaardig heeft opgevat en het college op het verkeerde been heeft gezet door suggestieve en insinuerende opmerkingen, die niet onderbouwd zouden zijn. Zo deed de inspecteur voorkomen alsof er wetgeving en veldnormen zouden bestaan voor basisartsen die onder supervisie werken buiten een opleidingssituatie, maar die zouden er niet zijn.
Hubben wees erop dat de man als medisch directeur van een algemeen ziekenhuis dagelijks te maken heeft met vraagstukken rond verantwoordelijkheidsverdeling en supervisie en dus niet zomaar iemand is die „bijklust” in de praktijk van zijn vrouw. Sinds de sluiting van het AZC beperkt de man zich weer geheel tot zijn eigen werk. Hubben vroeg de klachten niet-ontvankelijk te verklaren.
Het tuchtcollege doet uitspraak op 7 juli.