Atsma hekelt vraag in havo–eindexamen
CDA–Kamerlid Atsma hekelt de manier waarop een vraag is gesteld in het havo–eindexamen economie 1,2. Volgens hem wordt hierin de suggestie gewekt dat het landbouwbeleid van de Europese Unie de landbouw in ontwikkelingslanden tegenwerkt en de nek omdraait.
Landbouwminister Veerman is ook niet enthousiast over de vraag, maar zijn partijgenote, minister Van Ardenne van Ontwikkelingssamenwerking is er wel blij mee.
In het examen werd vraag gesteld waarom melkpoeder uit Nederland in Sudan goedkoper kan worden verkocht dan verse melk uit het land zelf. Scholieren kunnen punten scoren, wanneer ze de „oneerlijke concurrentie door de lage prijs van (gesubsidieerd) melkpoeder" verwerken in hun antwoord.
Atsma vindt de vraagstelling en het antwoord „suggestief". Het Kamerlid verzocht minister Veerman van Landbouw donderdag de kwestie op te nemen met zijn collega Van der Hoeven van Onderwijs.
„Het wordt tijd dat ik zelf weer de examens ga maken", grapte Veerman tijdens het debat met de Kamerleden. Ook de bewindsman heeft er kritiek op dat de Nederlandse en Europese landbouw op een dergelijke negatieve manier worden benaderd. „Zo’n mythe in het eindexamen gaat volstrekt voorbij aan de grote stappen die zijn gezet".
Het ministerie van Landbouw werkt aan een beter imago voor de landbouw. Het is volgens Veerman een mythe dat het Europese landbouwbeleid geldverslindend en niet eerlijk voor andere landen is. Hij wil zulke ideeën uit de wereld helpen.
Minister Van Ardenne (Ontwikkelingssamenwerking) nam in een ander debat in de Tweede Kamer echter afstand van haar partijgenoot Atsma. Zij is heel blij met de eindexamenvraag over het landbouwbeleid. Van Ardenne pleit er al langer voor om marktverstorende maatregelen als exportsubsidies en importbeperkingen af te schaffen.