„Mensen leven ook in bijnathuishuis”
„In een bijnathuishuis of hospice kom je niet alleen maar om te sterven, er wordt ook geleefd”, zegt M. Strooij, coördinatrice van het bijnathuishuis Zoetermeer. „Natuurlijk weet je dat mensen bezig zijn met het sterfproces, maar dat betekent niet dat je de laatste dagen van het leven niet kunt leven. Het is een periode van uitersten, van groot verdriet en van groot genieten. Die intensiteit maakt het mooi.”
Woensdag werd bekend dat ongeneeslijk zieken het liefst thuis sterven, terwijl ook hospices en bijnathuishuizen gewenst zijn.
Het bijnathuishuis Zoetermeer opende vier jaar geleden zijn deuren. Sindsdien stierven ongeveer tachtig mensen in het huis. Slechts twee knapten zover op dat ze terug konden naar een verpleeghuis.
Zoals de naam van het bijnathuishuis al zegt, proberen de vrijwilligers eenzelfde situatie te realiseren als thuis. Het huis heeft een huiskamer, elke bewoner heeft een eigen kamer en er is een keuken. Het linnengoed wordt door vrijwilligers gewassen, het eten komt van tafeltje-dek-je en de dokter en verpleegkundigen komen aan huis. Ook voor de schoonmaak hoeft de familie niet op te draaien. In totaal ’wonen’ er drie mensen in het huis, die maximaal drie maanden blijven.
„Je leeft hier echt een poosje met elkaar”, stelt Strooij. „De familie van de bewoners komt hier op alle mogelijke tijden over de vloer. Ze kunnen hier tijdens de laatste dagen zelfs logeren, als dat nodig is.”
Voor de bewoners zelf kan ook van alles worden geregeld, aldus coördinatrice N. Boelen, die samen met Strooij en veertig vrijwilligers het bijnathuishuis onder haar hoede heeft.
„We hebben hier een tijd een dame gehad die elke dag een haring wilde. En elke dag spuugde ze die na een uur weer uit. Maar steeds opnieuw ging een vrijwilliger een haring voor haar halen. Ook woonde hier eens een mevrouw die trek had in kroketten. Dan springt een vrijwilliger op de fiets om dat te regelen. Als iemand helemaal niets wil, kan dat ook. Het sterfproces verloopt voor iedereen anders en dat respecteren we.”
In Nederland zijn ongeveer vijftig bijnathuishuizen en hospices waar mensen naartoe gaan om te sterven. Een bijnathuishuis laat de wijkverpleging over de vloer komen, een hospice levert die zorg zelf. Maar het doel van de instellingen is hetzelfde: mensen begeleiden en hen zo aangenaam mogelijk laten sterven. Ook palliatieve units in verpleeghuizen en ziekenhuizen, waar artsen de pijn van stervende mensen verlichten, zijn in opkomst.
In 2004 stierven 137.000 mensen. Eenderde daarvan stierf thuis, in een bijnathuishuis of hospice. Slechts 25 procent van de mensen die thuis zouden willen sterven, doen dat volgens een onderzoek van het Instituut voor beleidsonderzoek en advies ook. Slechts 2 procent wil in een ziekenhuis sterven. In werkelijkheid komt 35 procent van de mensen daar aan het einde van het leven.
Soms is het volgens H. Bart, directeur van de stichting Vrijwilligers Palliatieve Terminale Zorg, niet haalbaar om mensen uit een ziekenhuis naar een hospice te brengen, door de specialistische zorg die zij nodig hebben.
Bewoners van een bijnathuishuis of hospice zijn over het algemeen oudere mensen, die veelal lijden aan kanker. „Dat zijn de mensen die zien aankomen dat ze gaan sterven en veel rust nodig hebben”, zegt Boelen.
In Nederland sterven de meeste mensen aan kanker, hart- en vaatziekten en ziekten aan de luchtwegen, blijkt uit een onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Mannen worden gemiddeld 75 jaar oud, vrouwen 80.
Veel familieleden of vrienden nemen de zorg voor hun geliefden op zich. „Doordat mensen bij ons wonen, ontlasten we ook die mantelzorgers. Hier zijn die mensen dan ineens weer partner, dochter of zoon. En niet alleen iemand die zorgt”, aldus Boelen.
Het verblijf in een bijnathuishuis of hospice moet toegankelijk en laagdrempelig zijn, vindt Bart. „Meestal betalen bewoners tussen de 10 en 15 euro per dag. De arts en verpleging worden via de verzekering geregeld. De vrijwilligers werken gratis en de coördinator staat op de loonlijst van de zorgverzekeraars.”
Ook moeten de instellingen veel doen aan fondsenwerving om rond te komen. „Het is echt een struggle for life voor veel hospices”, constateert Bart.