EU-landen verhogen ontwikkelingshulp
De lidstaten van de Europese Unie gaan meer geld uitgeven aan ontwikkelingshulp. Dat hebben de betrokken ministers dinsdag besloten tijdens een vergadering in Brussel.
Zij willen hun beleid in overeenstemming brengen met de reeds uit 1970 daterende richtlijn van de Verenigde Naties dat de rijke landen 0,7 procent van hun nationaal inkomen bestemmen voor het genoemde doel. De VN streven ernaar de armoede in de wereld tegen 2015 te halveren. Zij bespreken in september in New York de stand van zaken bij de uitvoering van deze zogeheten millenniumdoelstelling.
Tot dusver wordt binnen de Unie het aangegeven percentage alleen gerealiseerd door Denemarken, Luxemburg, Nederland en Zweden. De vijftien oude partners zeggen nu toe in 2010 uit te komen op elk minimaal 0,56 procent en in 2015 op 0,7 procent. Drie ervan, te weten Duitsland, Italië en Portugal, houden echter een slag om de arm. Zij laten in een afzonderlijke verklaring weten dat het als gevolg van hun forse begrotingstekorten en de daardoor noodzakelijke bezuinigingen wellicht niet zal lukken de vastgelegde niveaus te halen. Het budget van Duitsland reikt tot nu toe niet verder dan 0,28 procent.
De tien lidstaten met een lager welvaartspeil, die vorig jaar toetraden, mogen minder ambitieus zijn. Zij verplichten zich ertoe hun bijdrage op te trekken tot 0,17 procent in 2010. In 2015 moeten zij 0,33 procent besteden aan ontwikkelingssamenwerking. De helft van alle extra geld zal naar Afrika gaan, hebben de ministers bepaald.
De Nederlandse bewindsvrouw Van Ardenne sprak na afloop van het beraad van „een prachtige stap voorwaarts.” „De EU kan internationaal een goed figuur slaan met deze inbreng”, benadrukte zij. Haar Luxemburgse collega Schiltz, wiens land momenteel het roulerend voorzitterschap van de Unie bekleedt, noemde het resultaat van het overleg „een belangrijke doorbraak in termen van internationale solidariteit.”