Israëliërs positief over acties
Een overweldigend meerderheid van het Israëlische Joodse publiek gelooft dat Operatie Verdedigingsmuur de veiligheid in hun land heeft vergroot.
Dat blijkt uit een opinieonderzoek van het Tami Steinmetz Centrum voor Vrede van de universiteit van Tel Aviv. Het onderzoek werd gehouden voor de aanslag van gisteren in Rishon LeTsion en in Adura op 28 april. Daarbij kwamen respectievelijk vifjtien en vier mensen om het leven.
Het Israëlische leger ging over tot de operatie na een lange reeks terreuraanslagen in Israël. De schokkendste bomexplosie was op 27 maart in het Park Hotel in Netanya. Het dodental van deze aanslag is inmiddels opgelopen tot 29. De dag daarop besloot de Israëlische regering het leger de Palestijnse steden in te sturen met het doel Palestijnse terreurnetwerken uit te schakelen.
Op de vraag of de operatie in de Palestijnse gebieden Israëls veiligheid schade heeft berokkend of heeft vergroot, antwoordde 86 procent van de ondervraagden dat de actie „zeer” of „aanzienlijk” heeft bijgedragen aan de veiligheid. Van de ondervraagden vindt 54 procent echter ook dat de operatie Israël politiek heeft beschadigd. De ondervraagden geloven dat er meer belang moet worden gehecht aan de veiligheid in hun land dan aan het imago in het buitenland.
Een overweldigende meerderheid van de Israëlische Joden -90 procent- staat achter het besluit de operatie te starten. Slechts 6 procent van het publiek gelooft dat de inval van het leger in de Palestijnse steden fout was.
Aan de berichten van Palestijnen dat er in het vluchtelingenkamp van Jenin een massamoord was gepleegd, hechten Israëliërs weinig geloof. Slechts 3 procent van hen gelooft dat dat inderdaad het geval was, terwijl 93 procent zegt dat er geen sprake was van een slachting.
Er bestaat weinig vertrouwen in de Verenigde Naties. Als een commissie van de VN onderzoek zou doen naar de gebeurtenissen in het vluchtelingenkamp, dan zal het rapport niet objectief zijn, zo gelooft meer dan driekwart van het Joodse publiek in Israël.
Wat betreft internationale interventie met het doel de vijandelijkheden te beëindigen en een formule te vinden om het Israëlisch-Palestijnse conflict op te lossen, houden de meningen elkaar meer in balans. Iets meer dan de helft van het publiek (51 procent) is tegen ingrijpen van andere landen, maar 44 procent ziet er wel iets in. Een meerderheid gelooft dat vooral de Palestijnen baat zullen hebben bij internationale tussenkomst. Van de aanhangers van de linkse Meretz-partij steunt 70 procent interventie. Oppositieleider Yossi Sarid van Meretz heeft de toestand in de Palestijnse gebieden met Kosovo vergeleken en gezegd dat internationale tussenkomst is gewenst.
Op de vraag welke landen geschikt zouden zijn om tussenbeide te komen, acht 88 procent van het publiek de Verenigde Staten geschikt. Groot-Brittannië scoort een stuk lager met 63 procent. Andere landen zijn volgens een meerderheid van Israëliërs ongeschikt te interveniëren. Vooral het wantrouwen jegens Frankrijk is groot: 85 procent acht dat land onacceptabel. Ook Saudi-Arabië, Duitsland, Rusland, Egypte, de Europese Unie en het Vaticaan zijn volgens Israëliërs ongeschikt.
Israëlische Arabieren, die eenvijfde deel van de Israëlische bevolking vormen, blijken radicaal anders over interventie te denken. Van de Arabieren in Israël is 78 procent daar voorstander van. Ze vinden Frankrijk (65 procent), Egypte (75 procent), de VN (78 procent) en de Europese Unie (84 procent) geschikt om een rol te spelen bij interventie. De Verenigde Staten en Groot-Brittanië deugen daar volgens hen niet voor.
Verder gelooft een grote meerderheid van de Israëlische Arabieren dat Operatie Verdedigingsmuur fout is geweest. En als een VN-commissie onderzoek zou verrichten naar de toedracht van de gevechten in Jenin mag volgens 55 procent van de Israëlische Arabieren worden aangenomen dat het onderzoeksrapport betrouwbaar is.