Oppositie tegen Antillen–plan kabinet
De oppositiepartijen PvdA, SP en GroenLinks hebben grote problemen met de plannen van de ministers Verdonk (Integratie) en Pechtold (Koninkrijksrelaties) voor de aanpak van Antilliaanse jongeren die overlast veroorzaken.
De PvdA ziet „goede en slechte” aspecten in de plannen, maar acht het uitzetten van Antillianen zonder strafbaar feit „onwenselijk en juridisch onhaalbaar”. Voor de SP is elke regeling bespreekbaar, maar dat het er op lijkt dat de plannen niet zijn afgestemd met de Antilliaanse regering, is een „kanjer van een blunder en toont de koloniale houding van minister Pechtold”. GroenLinks is uitgesproken tegenstander en noemt de plannen „discriminatoir” tegenover Antilliaanse jongeren.SP–Tweede–Kamerlid Van Bommel denkt dat Pechtold zijn plannen niet heeft afgestemd met de Antilliaanse premier Ys. „Pechtold gedraagt zich als een olifant in de porceleinkast en maakt nu een kanjer van een blunder door niet te zorgen voor draagvlak op de Antillen. Zonder instemming van Ys is dit plan juridisch niet haalbaar”, aldus Van Bommel. PvdA–Tweede–Kamerlid Dijsselbloem noemt het uitzetten van Antilliaanse jongeren – omdat ze geen werk hebben of niet op school zitten, maar zonder strafbaar feit – „onwenselijk en juridisch onhaalbaar”. Iedereen met een Nederlands paspoort moet immers gelijk behandeld worden, aldus de PvdA.
Dijsselbloem stelt verder dat de maatregelen gericht zijn op een probleem dat praktisch niet meer bestaat. „De instroom van Antilliaanse jongeren is sinds de 100–procentscontrole bijna opgedroogd. De jongeren die in de jaren negentig naar Nederland kwamen en nu werkeloos en doelloos rondhangen in de Nederlandse steden, vormen nog wel een probleem. Daar moet het kabinet iets aan doen in de vorm van meer begeleiding bij woning en scholing”.
GroenLinks–fractievoorzitter Halsema is fel tegen de „discriminatoire” maatregelen. „Het is te vergelijken met een besluit waarbij jongeren niet meer van Texel afmogen, omdat ze crimineel zijn. Dan zou het land te klein zijn”. Zij verwijt het kabinet te weinig te doen aan de „uitzichtloosheid van jongeren op de Antillen”. Halsema denkt dat het uitzetten van Antilliaanse jongeren zonder werk of scholing in strijd is met het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en de Nederlandse grondwet.