Woorden leiden soms tot kogels
„Als mij wat overkomt, dan zijn de zittende politici medeverantwoordelijk. Ook al hebben zij dan zelf de aanslag niet gepleegd, zij hebben wel het klimaat gecreëerd waarin het heeft kunnen gebeuren.”
Met de mogelijkheid van een aanslag heeft Pim Fortuyn altijd rekening gehouden. Bovenstaande woorden sprak hij in een tv-interview, kort nadat extreem linkse activisten hem op 20 maart bij de presentatie van zijn boek hadden bekogeld met drie taarten met braaksel en uitwerpselen. „Die taarten waren niet het ergste. Maar de haat in de ogen van de mensen die ze gooiden.” Hij riep Kok op te zorgen voor een verkiezingscampagne „zonder demonisering.”
Fortuyn zou maandagavond naar Leeuwarden zijn gegaan voor een etentje met enkele bekenden. Daarna zou hij niet naar zijn huis aan het G. W. Burgerplein in Rotterdam zijn teruggekeerd. De bedreigingen namen de laatste tijd toe. Hij zou uit veiligheidsoverwegingen in een hotel gaan slapen.
In een lijsttrekkersdebat weigerde Fortuyn afgelopen zondag in te gaan op een uitnodiging van GroenLinks-leider Rosenmöller om samen enkele ”no-go-areas” in Rotterdam te bezoeken. „Daar word ik binnen vijf minuten in elkaar geramd.” Ze lachten erom, zoals ze ook hadden gelachen om de veiligheidsmaatregelen die Leefbaar Nederland trof toen Fortuyn nog lijsttrekker van die partij was.
„Premier Kok heeft het land tegen me opgezet”, vond Fortuyn. „Daardoor denken mensen dat acties tegen mij gerechtvaardigd zijn. Tegelijkertijd wil Kok mij geen bescherming bieden. Als er iets gebeurt, is Kok dus medeverantwoordelijk”, zei Fortuyn eind vorige week in een interview met de BBC.
Die beschuldiging is maandagavond door Fortuyns partij overgenomen. Woordvoerder Mat Herben wijt de moord op Fortuyn aan de „haatcampagne van links, de PvdA voorop. Het spijt me dat ik het zo moet zeggen.” Henk Westbroek, een van de oprichters van Leefbaar Nederland, betrok ook de pers in zijn kritiek. De media zouden hem „kapot hebben geschreven” en daarmee een klimaat hebben geschapen waarin dit heeft kunnen gebeuren.
Kok distantieerde zich gisteravond van de aantijging dat uitlatingen van politici een voedingsbodem voor de moord op Fortuyn hebben geschapen. „Medeplichtigheid aan deze barbaarse daad wijs ik met kracht van de hand”, zei hij.
Feit is dat het verschijnsel Fortuyn zo ongrijpbaar was dat zowel politici als media hun toevlucht zochten tot sjablonen: Fortuyn werd in het hokje geplaatst van extreem rechts, van fascisme en racisme. Hij was de Nederlandse Haider of Le Pen.
In Trouw werd Fortuyn getypeerd als iemand die de charme van Himmler combineerde met de intelligentie van Hitler. Het Nederlands Dagblad leverde een substantiële bijdrage aan het debat door Fortuyn te vergelijken met de Italiaanse dictator Mussolini en NSB-leider Mussert. Volkskrant-columnist Van Dam maakte Fortuyn uit voor een „Untermensch”, een moderne Eichmann. Die vergelijkingen met nationaal-socialistische voorlieden kwamen niet over de lippen van de heren politici. Maar ook zij leverden geen bijdrage tot een zakelijke discussie.
Rosenmöller zei bijvoorbeeld dat Fortuyn „niet gewoon rechts, maar extreem rechts” was. De Rotterdamse PvdA-wethouder Kombrink noemde hem „de nieuwe Janmaat.” VVD-minister Zalm zag in Fortuyn „een gevaarlijke man.” Kok beschuldigde Fortuyn van het „zaaien van haat en tweedracht.” Hij was daar op dat moment zelf meer mee bezig dan hij zich nu waarschijnlijk durft te realiseren.
Het meest opvallend was de afgelopen tijd de onwil van zowel politici als media om de opvattingen van Fortuyn met enige welwillendheid zorgvuldig weer te geven. Er zou een waslijst op te stellen zijn van voorstellen van Fortuyn die in debatten en krantenartikelen slechts in sterk geridiculiseerde vorm zijn doorgegeven.
Fortuyn is inderdaad gedemoniseerd. Hij was zelf ook niet kinderachtig en kon zijn opponenten tot het uiterste treiteren. En wie kaatst moet de bal verwachten. Maar Fortuyn heeft zijn tegenstanders gehekeld om hun mentaliteit en opvattingen. Als zwarte duivels heeft hij ze nooit neergezet. De opmerkingen van politici over zijn rechts-extremisme, de vergelijkingen met Le Pen en Haider, moesten wel springstof vormen in een land waarin je pas meetelt wanneer je, in de woorden van de historicus Von der Dunk, iedere gelegenheid te baat neemt om „driewerf te spuwen in de richting van het fascistische gevaar.”
Kok noemde de aanslag op Fortuyn gisteravond een aanslag op de Nederlandse democratie, waarin verschillen van mening met woorden en niet met kogels worden beslecht. Maar woorden kunnen een klimaat scheppen die -ja, ja, onbedoeld natuurlijk- een voedingsbodem voor extremisme blijken. De onthulling van de Telegraaf, dat de dader een sympathisant van extreem links is, hoeft daarvoor niet eens waar te zijn. De lafhartige moordaanslag op Fortuyn roept vooral een uitspraak in herinnering van Jacques Presser, de grote historicus van de Jodenvervolging in Nederland: „Als het fascisme zich ooit weer aandient, zal dat ongetwijfeld gebeuren in het gewaad van het antifascisme.”