Geen aandeel
Er komt een tijd dat de zondaren te Sion verschrikt zullen worden. Dat zien we vele malen op hun sterfbed. Dan zien we hoe onzeker hun leven is en hoe onveilig hun ziel is. Veel zondaren zouden wel verbaasd mogen zijn als ze bedenken hoe oud ze zijn geworden en dat ze nog buiten Christus zijn.Maar deze dingen vervullen hen niet met schrik. De toename van de leeftijd en de verharding van hun hart houden gelijke tred.
Wanneer de dood echter komt, is de zondaar vaak vervuld met verbazing. Wanneer hij ziek wordt, kan het zijn dat hij grote verwachting koestert om beter te zullen worden. De mens is immers gereed om zich te vleien met de hoop dat de zaken zullen verlopen zoals hij dat graag zou zien. Wanneer hij echter ziet dat alle medicijnen tevergeefs zijn en dat niets helpt, dat zijn kracht vergaat en dat hij met de dood bevangen is, waarbij het doodszweet op zijn voorhoofd komt, hoe grijpt dat dan de zondaren te Sion met beving aan.
Dit was nu de zaak waarvoor hij zo bevreesd was. Tot hiertoe had hij echter hoop dat hij zou herstellen. Nu roept hij tot God om hem te sparen en doet hij beloften hoe hij zal leven als de Heere hem in het leven laat. Maar als de dood meer en meer toesluipt, spoelt al de hoop op leven weg. Hij ziet dat hij moet sterven, maar zijn hoop is in de bodem geslagen.
Zo zijn de zondaren te Sion verschrikt, want zij weten dat zij geen aandeel aan Christus hebben.
J. Edwards, predikant te Northampton (Leerredenen over verscheidene stoffen, 1791)