Geschiedschrijving heeft rol bij herdenken
Bij vieren en herdenken hoort de kritische rol van de geschiedschrijving. Hans Blom stelt dat een samenleving die zich te sterk aan mythes overgeeft, gevaar loopt onwaarachtig te worden.
De Tweede Wereldoorlog manifesteerde zich in Nederland behalve als feitelijk gevoelde militaire strijd vooral als een periode van bezetting en vervolging. Zonder twijfel was het de meest schokkende periode uit de recente geschiedenis van het land. Dat werd ook tijdens die jaren 1940-1945 zelf zo gevoeld en op zijn beurt had dat consequenties na de oorlog.
Niet in de eerste plaats dat de Nederlandse naoorlogse verhoudingen nu zo wezenlijk verschilden van die van voor de oorlog. Eerder integendeel: Juist omdat de nationaal-socialisten in Europa verloren, keerden in Nederland heel veel van die vooroorlogse verhoudingen terug. Voor Nederlands-Indië lag dat anders. De Tweede Wereldoorlog in Azië zette een onomkeerbaar proces van dekolonisatie en sterk veranderde machtsverhoudingen in werking. Voor Indië betekende dat na de fase van de Japanse bezetting ook nog een zeer moeilijke en pijnlijke strijd om de toekomst van wat Nederlands-Indië was en Indonesië werd en die velen van alle strijdende partijen blijvend beschadigde.
De oorlog kende vooral een lange nasleep en een blijvende aandacht voor die jaren van bezetting en onderdrukking. Zo was de oorlog eigenlijk altijd in de Nederlandse samenleving aanwezig, zij het in wisselende intensiteit, met wisselende thematiek en voor verschillende groepen en individuen op verschillende manieren.
Vragensteller
Die nasleep kende economische aspecten (wederopbouw) strafrechtelijke (bijzondere rechtspleging) en civielrechtelijke (rechtsherstel). Pas later kregen de psychische gevolgen voor individuen veel aandacht, ook in de vorm van bijzondere uitkeringswetten. De belangstelling uitte zich op vele manieren, waarbij de jaarlijkse herdenkingen (4 mei) en bevrijdingsvieringen (5 mei) een constant element vormden.
Een andere manier waarop de samenleving die belangstelling toonde was de oprichting, al op 8 mei 1945, van het Rijksinstituut, nu Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. Dat kreeg als taak (en heeft die taak nog steeds) zo veel mogelijk gegevens te verzamelen over wat er in die jaren 1944-1945 was gebeurd en om de geschiedschrijving aan te vangen.
Herdenken en vieren enerzijds en geschiedschrijving -zeker wetenschappelijke geschiedschrijving- anderzijds vallen niet vanzelfsprekend samen. Het zal heel vaak wel over hetzelfde gaan, maar het doel is verschillend. Geschiedschrijving heeft als doel zo goed mogelijk te beschrijven en vervolgens proberen te begrijpen en verklaren waarom het zo gebeurde als het gebeurde.
Herdenken en vieren hebben als doel de betekenis van de ondergane ervaringen in morele en politiek-maatschappelijke zin te onderstrepen. Herdenken richt zich daarbij in de eerste plaats op de herinnering aan de slachtoffers die vielen. Hun nagedachtenis als levende individuen, wier leven als gevolg van oorlogsgeweld, vervolging of verzet ’zo maar’ afgebroken werd, is dat ook ten volle en nog steeds waard.
Herdenken en vieren geven ieder in hun eigen context aan welke waarden wij in onze samenleving als essentieel beschouwen, in sterke mate dus ook wat ons bindt. Je zou kunnen zeggen dat wij op die dagen het geloof in een vrije, democratische samenleving celebreren. Aan zulke rituelen heeft een samenleving behoefte. De vormen ervan kunnen veranderen, maar zonder dit type bezinning heeft een samenleving het nog moeilijker om menswaardig te blijven dan toch al het geval is.
Geschiedschrijving biedt niet altijd de vanzelfsprekende onderstreping van het herdenkingsverhaal. Geschiedschrijving is er ook om juist een kritische functie vervullen, de rol van de lastige vragensteller die al te gemakkelijke verhalen onderuithaalt en die voortdurend wijst op de ingewikkeldheid van de werkelijkheid, ook die van toen.
Onwaarachtig
Zo kan en mag -dat is een verworvenheid van de vrije democratische samenleving- iedereen op zijn eigen wijze het verleden interpreteren. Maar wel -en dat hoort ook bij die vrije democratische samenleving- op grond van betrouwbare en controleerbare kennis. De waarheid (een groot woord, maar het mag hier gebruikt worden) is een groot goed. De samenleving die zich te sterk overgeeft aan mythes loopt gevaar onwaarachtig te worden. En dan kan het van kwaad tot erger gaan.
De waarheid is niet altijd gemakkelijk onder ogen te zien, maar wie dat niet aandurft staan op langere termijn nog grotere onaangenaamheden te wachten. En daarom behoort de traditie van jaarlijks herdenken en vieren van de Bevrijding altijd gepaard te gaan met voortdurend fundamenteel, kritisch historisch onderzoek, bijvoorbeeld in het NIOD, maar zeker ook daarbuiten.
De auteur is directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. Hij was een van de sprekers op het debat ”Goed, fout, en de zin van herdenken”, dat woensdagavond plaatsvond in debatcentrum Tumult in Utrecht.