Gemeenten draaien op voor landschapsontwikkeling
Het Rijk wil de verantwoordelijkheid voor landschapsontwikkeling meer bij het lokale bestuur en de burger gaan leggen. Dat vraagt om een grotere financiële rol van gemeenten, die nu op dit gebied sterk afhankelijk zijn van subsidies van Rijk en provincie.
Uit een steekproef blijkt dat slechts 15 procent van de gemeenten ook eigen instrumenten inzet om geld op tafel te krijgen voor landschapsontwikkeling. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een opslag op de prijs voor bouwgrond of om een heffing bij bebouwing, de zogenoemde compensatie rood voor groen. Ook passen enkele gemeenten sponsoring toe, meestal door de Postcodeloterij. Het ministerie van Landbouw gaf het LEI, een onderzoeksinstituut van Wageningen UR, opdracht in kaart te brengen welke financieringsmogelijkheden de gemeenten momenteel benutten.
Aan het onderzoek hebben 68 gemeenten meegewerkt. Tweederde daarvan heeft een landschapsbeleidsplan, en eenderde heeft ook een plan van uitvoering. Dit werkt door in het bestemmingsplan buitengebied, bijvoorbeeld in de vorm van aanvullende landschappelijke eisen bij bouwvergunningen. Eveneens tweederde van de gemeenten ontvangt subsidie voor de aanleg en het onderhoud van het landschap.
Van de gemeenten die subsidie ontvangen, doet meer dan de helft een beroep op de provinciale regeling voor landschapsontwikkeling. Daarnaast worden allerlei subsidieregelingen benut van de rijksoverheid (met name van het ministerie van Landbouw en Natuurbeheer) en van de EU. De versnippering op dit gebied is groot. Een van de aanbevelingen van het onderzoek is dan ook om het aantal subsidies te verminderen en een loketfunctie in te stellen.
Inzet van lokale geldmiddelen of sponsoring komt voor bij respectievelijk 15 en 12 procent van de gemeenten. Het aantal geïnteresseerde gemeenten ligt wat hoger. Het gaat vooral om gemeenten met meer dan 25.000 inwoners, die vaak een aparte functionaris voor landschapsontwikkeling hebben aangesteld en ook actief proberen subsidies te verwerven. Er zouden meer middelen beschikbaar kunnen komen als de overheid bouwactiviteiten in de groene ruimte zou binden aan heffingen ten behoeve van landschapsontwikkeling, en als streek- en bestemmingsplannen duidelijker eisen zouden stellen aan de (financiële) samenhang tussen bebouwing en landschap.
Een andere aanbeveling is om meer regionale samenwerkingsverbanden te vormen met het oog op een effectieve landschapsontwikkeling. Nu is de aanpak per gemeente vaak kleinschalig, terwijl stedelijke uitloopgebieden nogal eens een grootschalig karakter hebben en gemeentegrenzen overstijgen.