De Verlichting als kameleon
In het Nederlandse publieke debat wordt vaak teruggegrepen op de waarden van ”de” Verlichting. Maar over welke Verlichting gaat het dan?
Aan de Amsterdamse Prinsengracht werd dinsdagavond een debat gevoerd met prof. dr. Jonathan Israel, hoogleraar aan het Institute for Advanced Study in Princeton. Israel was te gast bij het Historisch Café, een initiatief van het Historisch Platform.
Dezer dagen verschijnt de Nederlandse vertaling van zijn boek ”Radical Enlightenment”. Het boek overtreft, met 944 bladzijden, de Engelse editie in omvang. Israel schetst een breed uitgesponnen portret van de radicale variant van de Verlichting, met Spinoza als grote held, gevolgd door figuren als Bayle en Diderot.
Uit Nederland afkomstige en in Nederland gevestigde denkers doen Europa in de zeventiende en achttiende eeuw op zijn grondvesten trillen. In een kort interview legt Israel uit dat hun ideeën aan de basis liggen van de moderne waarden, zoals democratie, gelijke rechten voor man en vrouw en persoonlijke autonomie.
Aan het begin van de avond zegt Henri Krop, vertaler van de ”Ethica” van Spinoza, dat er allerlei beelden van de Verlichting in omloop zijn. Hij noemt de Burke Stichting, die de Verlichting „als intellectualistisch en abstract wil afdoen.” Krop ziet bij de burkianen een „gebrek aan intellectuele integriteit die van elk respect voor feiten gespeend is.” Bij de filosoof Herman Philipse bespeurt hij een „verlichtingstriomfantalisme dat vreemd aandoet als we het naast het ideaal van Kant leggen.”
Anders dan Krop gelooft Israel niet in allerlei verschillende beelden van de Verlichting. Wel maakt hij onderscheid tussen de radicale verlichters, die elke bovennatuurlijke waarheid verwerpen, en de gematigde verlichters, die een soort compromis zoeken tussen rede en traditie/godsdienst.
Hamvraag dinsdagavond: Welke van beide, de radicale godsdienstkritische of de gematigde, heeft nu de meeste invloed gehad? Hecht Israel niet veel te veel belang aan Spinoza c.s.? Als het aan de VU-historicus dr. Joris van Eijnatten ligt wel, blijkt in de discussie. „Israel neemt een, weliswaar niet onbelangrijk, segment van de zeventiende eeuw en blaast dat op tot een indrukwekkend boek. Hij brengt de Verlichting direct in verband met modern secularisme. Er was in de zeventiende en achttiende eeuw een veel sterkere religieuze sfeer dan Israel doet voorkomen.”
Volgens Van Eijnatten, samen met dr. Fred van Lieburg auteur van de binnenkort te verschijnen ”Nederlandse religiegeschiedenis”, moet aan de gematigde Verlichting een veel sterkere rol worden toegekend dan Israel doet. Van Eijnatten ziet Verlichting in het verlengde van beschaving, van morele verfijning liggen. Zo hoeft tussen godsdienst en Verlichting geen tegenstelling te bestaan. Sterker: juist veel christenen zagen zichzelf in die tijd als ”verlichte” mensen.
Israel zet sterk in op de religiekritiek van ’zijn’ verlichters. Hij geeft toe geen „absolute tegenstelling” te zien tussen christendom en radicale Verlichting. „Wel sluit de radicale Verlichting het denken vanuit bovennatuurlijke oorzaken uit. De maatschappij wordt volgens radicale verlichters uitsluitend geregeerd door de wetten van de natuur. Van een goddelijk ingrijpen in de gebeurtenissen is geen sprake. Die kloof met het traditionele geloof is niet meer te overbruggen.”