Dwaze Moeders vieren jubileum op plein
Deze week is het een kwarteeuw geleden dat een groep ontredderde moeders voor het eerst bijeenkwam op het Meiplein in het hartje van de Argentijnse hoofdstad Buenos Aires om opheldering te eisen over het lot van hun verdwenen zonen en dochters.
Op donderdag 30 april 1977 verzamelden veertien moeders de moed om pal voor het presidentiële paleis, dat toen nog dictator Jorge Videla huisvestte, vreedzaam en in stilte te protesteren tegen de verdwijningen waarmee de militaire machthebbers hun politieke tegenstanders uit de samenleving elimineerden.
Het miniprotest was destijds even uniek als dapper. Vrijwel niemand durfde in het toenmalige Argentinië zijn stem te verheffen tegen het schrikbewind van Videla en consorten. Zelfs de kleinste vorm van verzet of dissidentie resulteerde haast steevast in een bezoekje van de geheime politie, die vele duizenden vermeende opponenten van het regime van hun bed lichtte, om hen vervolgens te laten verdwijnen in de kerkers en martelcentra.
Maar de veertien vrouwen die 25 jaar geleden op Koninginnedag rondsloften op het Meiplein in het druilerige weer van de zuidelijke herfst hadden weinig te verliezen. Het was alsof zij de machthebbers vroegen het lot te mogen delen van hun verdwenen kinderen. In de volksmond heetten de vrouwen al snel de ”Dwaze Moeders”, omdat protesteren toentertijd inderdaad vrij onbezonnen was.
María Adela de Antokoletz (90) weet zich die eerste stille samenkomst op het Meiplein te herinneren als de dag van donderdag. „We waren eigenlijk helemaal niet zo bang. De meesten van ons dachten nog dat president Jorge Videla een fatsoenlijk man was en dat hij vast niets wist van de verdwijningen. De president, zo hoopten wij, zou ons vast en zeker helpen door zijn ondergeschikten terug te fluiten”, aldus mevrouw De Antokoletz.
De schellen zouden de moeders al snel van de ogen vallen. Hoewel het eerste protest geen reactie opriep van de politie, lieten de dienders van het regime zich de week erop niet onbetuigd. Zij sommeerden de moeders het plein te ontruimen. „Dat gebeurde aanvankelijk zonder veel ophef of geweld, maar vervolgens stonden wel elke donderdagmiddag tientallen agenten op het plein om ons protest te ontmoedigen”, zo vertelt Delicia Mopardo, die net als María Adela al 25 jaar lang trouw elke donderdag naar het Meiplein komt.
Om de politie te ontlopen besloten de moeders in paren te protesteren. Onopgemerkt schuifelden zij naar de zitbankjes aan de voet van het onafhankelijkheidsmonument. Even na vier uur ’s middags stonden elke keer twee moeders op om rond de sokkel van de kleine obelisk te lopen en zodoende hun aanwezigheid kenbaar te maken. Die bijzondere vorm van protest gaat tot vandaag door. Elke donderdagmiddag, zodat niemand in Argentinië ooit zal vergeten dat de natie bijna 30.000 zonen en dochters verloor aan de dictatuur.
Gezeten in het hoofdkwartier van de Dwaze Moeders -een geuzennaam die zij als hun eigen adopteerden- aan de Piedrasstraat in het drukke stadscentrum van Buenos Aires, blikt Delicia Mopardo terug op de eerste moeilijke jaren van het protest. „Op zoek naar onze kinderen kwamen wij op politiekantoren en in gerechtshoven andere wanhopige moeders tegen, die net als wij letterlijk stad en land afzochten in de hoop een spoor te vinden van verdwenen zonen of dochters. Sommigen van hen sloten zich aan bij ons protest. De groep groeide hierdoor vrij snel. Maar we kenden elkaar alleen bij onze voornamen. Ook het uitwisselen van telefoonnummers was te gevaarlijk”, zo verhaalt mevrouw Mopardo.
Wanneer er te veel politie op het Meiplein stond, zochten de moeders hun toevlucht tot nabijgelegen kerken. In de straten rond het Meiplein gaven zij elkaar heimelijk briefjes met de naam van een kerk waar zij welkom waren en zich althans even veilig mochten wanen.
In het begin was María Adela de Antokoletz verantwoordelijk voor het organiseren van de ’geheime post’. Ze zocht de moeders van verdwenen kinderen op tot in de verre en vaak troosteloze voorsteden van het uitgestrekte Buenos Aires, om in arbeiderscafés boven een kop dampende koffie verslag uit te brengen over de protestbijeenkomsten en de activiteiten van de politie. „De plaatselijke media schuwden ons alsof we aan een besmettelijke ziekte leden. Alleen de buitenlandse correspondenten waren in ons geïnteresseerd en hadden de moed over de protesten te schrijven. Ook zij deden dat vaak met risico voor eigen leven. Maar pas tijdens het wereldkampioenschap voetbal van 1978 raakten wij echt bekend buiten Argentinië, en na verloop van tijd ook in het land zelf. Sommige verslaggevers lieten de sport gewoon voor wat die was, om naar ons te komen luisteren. Door hun werk kwamen er van over bijna de hele wereld ineens allerlei solidariteitsbetuigingen binnen en, nog belangrijker, ook gulle donaties, waarmee wij een permanent secretariaat konden inrichten om het zoeken naar onze verdwenen kinderen te coördineren en systematiseren”, aldus mevrouw De Antokoletz.
Deze internationale bekendheid gaf de Dwaze Moeders enige bescherming tegen de vergelding door het militaire regime. Maar voor enkele moeders was het al te laat. Drie waren inmiddels ook zelf verdwenen. Dat gebeurde door het toedoen van kapitein Alfredo Astiz, die in de organisatie van de moeders was geïnfiltreerd. Astiz kreeg later grote bekendheid door de laffe verdwijning die hij op touw zette van twee Franse geestelijken en het Zweedse tienermeisje Dagmar Hagelin.
Na de val van de dictatuur in 1983 bleven de Dwaze Moeders even actief als tevoren, om de nieuwe burgerregering ertoe te bewegen de waarheid omtrent het lot van de ”desaparecidos” boven water te krijgen. De protesten op het Meiplein, nu niet langer verboden of onderdrukt, gingen elke donderdag door.
In 1986 kwam het evenwel tot een splitsing in de beweging, die inmiddels was uitgegroeid tot Argentiniës voornaamste mensenrechtenorganisatie. Directe aanleiding daarvoor was de voor veel moeders teleurstellende afloop van de reeks processen tegen de voormalige machthebbers. Hoewel veroordeeld tot levenslang, kwamen de meeste juntaleden al na enkele jaren weer op vrije voeten, dankzij een controversiële amnestieregeling waarmee toenmalig president Eduardo Menem de rust in de militaire gelederen wilde herstellen.
De meer radicale vleugel van de Dwaze Moeders, onder leiding van mevrouw Hebe de Bonafini, weigerde zich neer te leggen bij de amnestie en zocht aansluiting bij progressieve politieke partijen en de extreem linkse arbeidersbeweging. Het meer gematigde segment van de moeders kon zich niet verenigen met deze koerswijziging en besloot op eigen houtje verder te gaan. Zij streven nog steeds naar opheldering over de verdwijningen, maar zoeken daarbij eerder naar bijvoorbeeld genetisch bewijsmateriaal dan naar het vinden van schuldigen.
„Voor ons is het allerbelangrijkste dat we erachter komen waar onze zonen en dochters begraven liggen. Wij willen ze eenvoudigweg terugvinden en leggen er ons bij neer dat zij niet meer in leven zijn”, aldus mevrouw Nora Cortiñas, die aan het hoofd staat van de zogeheten ”Oprichtingslijn”, zoals de afgesplitste moeders zich noemen. Zij betichten Hebe de Bonafini ervan de organisatie van de Dwaze Moeders te misbruiken voor eigen politieke doeleinden en daarmee de oorspronkelijke doelstellingen van de beweging te verloochenen.
Inderdaad komt Hebe de Bonafini de laatste jaren met regelmaat in opspraak vanwege haar boute en vaak ook misplaatste opmerkingen. Zij verloor wereldwijd veel goede wil door na de terreuraanslagen van 11 september te verklaren zich „intens gelukkig” te voelen omdat de Verenigde Staten „een koekje van eigen deeg” hadden gekregen.
Voor de meeste Dwaze Moeders zal het protest van deze donderdag een heel bijzondere betekenis krijgen. „Na een kwarteeuw weten we nog steeds niet precies wat er met onze kinderen is gebeurd. De daders van de verdwijningen lopen vrij rond in ons midden. Zoveel is in ieder geval zeker. Misschien vergt het nog eens 25 jaar om de waarheid te achterhalen. Zolang het mij is gegeven, zal ik elke week terugkeren naar het Meiplein om de dienstdoende bewoner van het Casa Rosada-paleis eraan te herinneren dat wij de misdragingen van zijn verre voorgangers niet zullen vergeten”, aldus mevrouw De Antokoletz.