Nederland doet z’n best, maar moet bij de les blijven
De WAO-problemen zijn een smet op het poldermodel, de productiviteit van Nederland moet hoger en Pim Fortuyn is een uiting van een ontevreden volk. Geen schokkende conclusies, ware het niet dat het gerenommeerde Britse opinietijdschrift The Economist ze trekt.
Voor het eerst sinds ruim vijftien jaar -de laatste keer was in 1987- besteedde de als liberaal bekendstaande Economist een hele bijlage van twintig pagina’s aan de stand van zaken in Nederland. Auteur J. Peet trok drie hele weken uit om Nederland langs de economische en politieke meetlat te leggen. Donderdag presenteerde hij zijn bevindingen aan de demissionaire minister van Economische Zaken, Jorritsma.
De algemene lijn in het verhaal is duidelijk: Nederland heeft de afgelopen jaren goed zijn best gedaan, maar moet wel bij de les blijven. Peet stelt tevens in zijn analyse dat het Nederlandse poldermodel weliswaar succes heeft gehad, maar niet alle economische en maatschappelijke vooruitgang hieraan te danken is. Het economische equivalent van klompen, molens en tulpen, zo houdt Peet het internationale lezerspubliek van zijn blad voor, is een te eenzijdige en eenvoudige verklaring van de economische opleving van Nederland. „Vooral de koppeling van de gulden en de Duitse mark heeft Nederland eveneens veel economische vooruitgang gebracht.”
De Nederlandse multinationals toonden zich tegenover Peet tevreden met het Nederlandse zakenklimaat. Vorig jaar concludeerde het aan de The Economist gelieerde onderzoeksinstituut EIU al dat Nederland de beste plek ter wereld was om te investeren. Diverse topmannen van Nederlandse bedrijven prijzen de zakelijke houding, van zowel de bevolking als de politiek. ABN Amro-topman Groenink verklapt dat de bank serieus heeft overwogen het hoofdkwartier naar Chicago te verplaatsen, maar toch in Amsterdam bleef.
Ook vond hij dat Nederlanders met hun geklaag over de gezondheidszorg te ver doorschieten. Sterker nog, de rest van de wereld kan een goed voorbeeld nemen aan de voortschrijdende privatisering van de Nederlandse zorg. In zijn essay merkt hij dan ook op dat achter de dijken „de marktwerking in de zorg niet te snel is gegaan, maar juist niet snel genoeg.”
Fortuyn krijgt in het hoofdstukje over de politieke ontwikkelingen opvallend veel aandacht van Peet, die hem de Rotterdamse rottweiler noemt. „Hij is geen racist, maar een populist die in de huidige politieke situatie ruimte krijgt door de onvrede onder kiezers.” Op de vraag waarom hij zoveel ruimte krijgt in een onderzoek dat slechts eens in de vijftien jaar wordt gehouden, bitste Jorritsma donderdag dat Fortuyn in de Nederlandse kranten nog veel meer aandacht krijgt.
Een slecht gevolg van de verkiezingsstrijd die nu aan de gang is, vindt Peet de thema’s die door Fortuyn en de geleidelijke onttakeling van de paarse coalitie aan de orde komen. „De campagne concentreert zich nu rond de kiezerszorgen over de sociale voorzieningen, die echter een dosis concurrentie beter kunnen gebruiken dan meer geld.”