„Netwerk voor specialisten bij euthanasie”
De artsenorganisatie KNMG wil dat er voor medisch specialisten in ziekenhuizen een netwerk komt van collega’s die zich meer verdiepen in de aspecten omtrent euthanasie. Specialisten kunnen deze collega’s dan raadplegen als hun patiënten een verzoek doen voor levensbeëindiging.
De KNMG heeft minister Borst van Volksgezondheid gevraagd om subsidie om in drie jaar tijd 120 specialisten voor deze taak op te leiden. Dat heeft een woordvoerder van de KNMG maandag bevestigd. Volgens hem is de bewindsvrouw enthousiast over het plan, maar kon zij nog geen geld toezeggen.
Voor huisartsen bestaat al zo’n netwerk van SCEN-artsen, wat staat voor Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland. In de nieuwe Euthanasiewet, die per 1 april in werking is getreden, is het verplicht dat artsen bij euthanasieverzoeken een tweede arts raadplegen voor een zogeheten second opinion. Die moet onder meer vaststellen of de patiënt aan de criteria voldoet waarbij artsen in Nederland euthanasie mogen plegen zonder te worden vervolgd. Het gaat onder meer om de vaststelling dat een patiënt ondraaglijk lijdt. Ook voordat de wet er was, moesten artsen al aan deze voorwaarden voldoen.
Volgens de KNMG is zo’n SCEN-netwerk van specialisten nodig, omdat deze beroepsgroep veel minder met euthanasie in aanraking komt dan huisartsen. Meestal sterven terminale patiënten thuis, waarbij hun huisarts betrokken is.
Van de 2123 gevallen van euthanasie of hulp bij zelfdoding die in 2000 werden gemeld bij de regionale toetsingscommissies, was dat 1773 keer in huiselijke kring. In 278 gevallen gebeurde de levensbeëindiging in het ziekenhuis en 65 keer in een verpleeg- of verzorgingshuis.
Ziekenhuisspecialisten hebben daardoor veel minder ervaring op dit gebied en hebben weinig tijd om deze consulten goed te verrichten. „Ik zeg niet dat het daar nu slecht loopt, maar het kan altijd beter. Het netwerk kan zorgen voor richtlijnen en de kennis verspreiden”, aldus de KNMG-woordvoerder.
Ook is het de bedoeling dat SCEN-artsen voorkomen dat specialisten een collega raadplegen die zij kennen of met wie zij samenwerken. „Er moet afstand zijn tot de ’second opinion’-arts. Hoe dat organisatorisch wordt geregeld, moeten we nog uitzoeken.” De huisartsen hebben soms een telefoonnummer waar ze terechtkunnen voor een SCEN-arts in hun district.