Verhalen in Kamp Westerbork krijgen leerlingen uit Genemuiden stil
Iedere leerling moet tijdens zijn schoolcarrière in ieder geval één keer op een voor de Holocaust betekenisvolle locatie zijn geweest, is het doel van het nieuwe kabinet. Op kinderen uit Genemuiden maakt Kamp Westerbork diepe indruk. „Au! Als je hier in volle vaart opklapt, doet dat pijn!”
Een stuk of tien, vijftien kinderen, vooral jongens, liggen op een snikhete donderdagmiddag buiten op de grond op het terrein van voormalig Kamp Westerbork. Onder een veewagon, tussen de rails op puntige stenen. Dat voelt niet lekker, merken ze direct. De gids, Aafke, heeft zojuist aan de leerlingen van groep 8 van de Rehobothschool uit Genemuiden verteld over Sonja Wagenaar. Zestien jaar oud is de Joodse Sonja als ze, zonder familie, in de Tweede Wereldoorlog in doorgangskamp Westerbork terechtkomt.
Met medegevangenen beraamt ze een plan om te ontsnappen als ze op de trein naar een concentratiekamp in het oosten worden gezet. Een van de kampbewoners steelt een houtzaagje en zodra de trein rijdt, beginnen Sonja en de anderen een gat te zagen in de zijkant van de veewagon. Door eruit te kruipen en vervolgens onder de trein te duiken en plat te blijven liggen tot alle wagons over hen heen zijn gedenderd, weten Sonja en zeven anderen te ontsnappen.
Dat duiken van een rijdende trein moet geen pretje zijn geweest, denken de kinderen uit Genemuiden. Ze mogen van de gids zelf even onder de gerestaureerde wagons gaan liggen om het gevoel te ervaren. „Ligt dat chill?” vraagt een jongen aan een klasgenoot. „Nee, man, wat denk je zelf?”
Knopen
Het verhaal van Sonja is een van de vele verhalen die de leerlingen vandaag te horen krijgen. In het museum, waar de dag begon, volgden ze een speurtocht met vragen over kinderen die in de oorlog net zo oud waren als zij zelf nu. „Ik was hier al een keer eerder geweest, maar toen zonder de speurtocht. Ik heb geleerd dat Ed van Thijn op achttien verschillende plekken ondergedoken heeft gezeten”, zegt Jarnik van Dalfsen, doelend op de PvdA-politicus die onder meer burgemeester van Amsterdam was. Hij snapt wel dat de kampgevangenen bang waren. „Iedere week hoorde je de namen aflezen van de mensen die mee moesten met de trein.”
Zijn klasgenootje Margreet Beens is vooral onder de indruk van het monument met knopen, buiten het museum. Iedere knoop staat symbool voor een kind dat tijdens de Tweede Wereldoorlog is vermoord. In totaal zitten er 1,5 miljoen knopen in glazen kubussen. In de klas behandelen ze ook de oorlog, maar Margreet denkt dat ze wat ze vandaag geleerd heeft, beter zal onthouden. „Hier zie je alles echt. Bijvoorbeeld hoe de gevangenen in het kamp leefden.”
„Ik heb geleerd dat Ed van Thijn op achttien verschillende plekken ondergedoken heeft gezeten” - Jarnik van Dalfsen, leerling groep 8 Rehobothschool Genemuiden
Tijdens de speurtocht is het nog rumoerig, bij de daaropvolgende presentatie is het muisstil. Van de 107.000 mensen die in Westerbork gevangenzaten, hebben slechts zo’n 5000 het overleefd. De overige 102.000 zijn nooit teruggekomen, vertelt gids Jelmer.
Hij laat de kinderen een huis zien in Zwartsluis, een dorpje naast Genemuiden. Hier woonde de Joodse familie Aronius, zegt Jelmer. De kinderen zien foto’s van de familie en leren de verschillende gezinsleden kennen. Geen van hen overleeft de oorlog.
Michieltje Prins
De oorlog dichtbij brengen, is het doel van de gidsen in Kamp Westerbork. Door verhalen te vertellen over families die in dezelfde buurt woonden als de leerlingen, of over kinderen van hun eigen leeftijd. En door veel vragen te stellen aan de leerlingen. Zoals bij het verhaal van Michieltje Prins, die als veel te vroeg geboren baby met zijn moeder aankwam in Westerbork. Het kind kreeg de best mogelijke zorg, vertelt gids Aafke. Kampcommandant Gemmeker bemoeide zich persoonlijk met het lot van de jongen en deed er alles aan om hem in leven te houden. Uit het ziekenhuis van Groningen werd een couveuse aangerukt, die er in die tijd nog niet veel waren in Nederland.
Maar wat gebeurt er nadat het jongetje opknapt en uit het ziekenhuis wordt ontslagen, vraagt Aafke aan de leerlingen. Een vinger gaat voorzichtig de lucht in. „Wordt hij op de trein gezet?” Ja, inderdaad, naar vernietigingskamp Auschwitz. Maar waarom zou je eerst alles uit de kast halen om iemand in leven te houden om hem daarna alsnog richting een zekere dood te sturen? Het hoort in ieder geval bij de schijnwereld die Westerbork was, weten de kinderen inmiddels. Het leven in dit kamp was nog niet zo slecht. Er was een ziekenhuis, een theater, er werd gesport. Allemaal om gevangenen ervan te overtuigen dat ze rustig in de trein konden stappen, omdat ze daarna in een soortgelijk kamp terecht zouden komen.
Om dit soort indringende persoonlijke verhalen een plek te kunnen geven, heb je een zekere mate van basiskennis nodig, zegt directeur van Westerbork Bertien Minco. En die ontbreekt vaak, merkt ze. „We maken mee dat mensen niet weten wanneer de oorlog plaatsvond. Of dat ze vragen waar de gaskamers waren in Westerbork.” Het toont volgens haar aan dat educatie hard nodig is.
De overheid gaat de „educatiefunctie” van herinneringscentra versterken, staat in het plan dat eerder deze week werd gepresenteerd . Minco hoopt dat Westerbork door het beschikbare geld meer leerlingen kan ontvangen dan de 35.000 van vorig jaar.
De leerlingen uit Genemuiden gaan rond 14.00 uur weer een stuk wijzer terug naar school. Gids Aafke is tevreden. „Jullie hebben superveel goede vragen gesteld. Dat vind ik altijd leuk.”