James Callaghan (1912-2005) overleden
De Britse oud-premier James Callaghan is zaterdag overleden. Callaghan, die elf dagen na zijn echtgenote overleed, zou zondag 93 zijn geworden.
James Callaghan zag zichzelf als de „slechtste premier sinds sir Robert Walpole”, zijn ambtsgenoot die de functie in de achttiende eeuw als eerste bekleedde. Zijn ongenadige oordeel over zichzelf is niet geheel uit de lucht gegrepen. Callaghan leidde Groot-Brittannië in de beruchte Winter of Discontent, die ervoor zorgde dat Labour voor achttien jaar uit Downing Street verdween.
Leonard James Callaghan werd op 27 maart 1912 geboren in Portsmouth. Hij verliet op zijn veertiende al de schoolbanken en had administratieve baantjes, totdat hij in 1943 in dienst trad van de Britse marine. Tijdens een verlof stelde hij zich voor Labour kandidaat voor het kiesdistrict Zuidoost-Cardiff en in 1945 werd hij lid van het Lagerhuis.
Callaghan is de enige in de geschiedenis die tijdens zijn loopbaan de vier topfuncties in de Britse politiek heeft bekleed. Hij was minister van Financiën (1964-1967) onder Harold Wilson, maar gaf die functie op toen hij de groeiende speculatie moest beantwoorden met een devaluatie van het pond.
Hij werd daarop minister van Binnenlandse Zaken (1967-1970). Door de toenemende onrust in Noord-Ierland zag hij zich in die tijd gedwongen Britse troepen naar Ulster te sturen. Tijdens een kabinetscrisis, die de Slag om Downing Street is gaan heten, kreeg Callaghan de overhand en dwong de minister van Werkgelegenheid een wetsvoorstel in te trekken dat ongunstig was voor de vakbonden.
De Conservatieve Partij verjoeg de Labour-partij vier jaar uit de regeringsbanken, maar Wilson werd in 1974 opnieuw premier. Callaghan kreeg de post Buitenlandse Zaken en was verantwoordelijk voor de onderhandelingen bij de Britse toetreding tot de Europese Gemeenschap.
Wilson kondigde in 1976 onverwacht zijn vertrek aan en lanceerde de toen 64-jarige Callaghan als zijn opvolger. Diens regeringsperiode werd gekenmerkt door de problemen die hij ondervond als leider van een minderheidsregering. Labour kon niet anders dan een pact sluiten met de Liberaal-Democraten en andere kleine partijen.
Uit opiniepeilingen in 1978 bleek dat Labour een meerderheid kon halen. Dat Callaghan geen verkiezingen uitriep, is altijd beoordeeld als zijn grootste fout. Wat volgde was een economisch moeizame periode, die in 1979 uitmondde in de zogeheten Winter of Discontent (Winter van Ongenoegen), waarin een reeks stakingen het land platlegde.
Callaghan oogstte bepaald geen sympathie toen hij na een top in Guadeloupe in die winter terugkeerde in Groot-Brittannië en de crisis probeerde te relativeren. De boulevardkrant Sun vatte zijn antwoord samen in een roemruchte kop: „Crisis? What crisis?”
Niet lang daarna moest Callaghan verkiezingen uitschrijven, nadat het Lagerhuis een motie van wantrouwen had aangenomen. De conservatieve Margaret Thatcher won die verkiezingen en Callaghan trok zich terug op de achterste bankjes van het parlement. Daar bleef hij tot 1987, waarmee hij gedurende 42 jaar parlementariër is geweest. De oud-premier werd benoemd tot baron Callaghan of Cardiff en kreeg een zetel in het Hogerhuis. Daar is hij tot kort voor zijn dood politiek actief gebleven.