Jongeren in GKV denken positief over hun kerk
Belijdeniscatechisanten in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) staan in het algemeen positief ten opzichte van hun kerk. Het is een van de uitkomsten van een vorig jaar uitgevoerd onderzoek onder ruim 450 belijdeniscatechisanten in deze kerken.
In het vrijgemaakte orgaan De Reformatie van deze week gaat J. Meerveld, onder meer docent didactiek van de catechese aan de Theologische Universiteit Kampen, in op enkele uitkomsten van het door hem uitgevoerde onderzoek. Centraal thema daarvan was de vraag hoe de belijdeniscatechisanten de catechese waardeerden. Daarnaast legde hij hun de vraag voor wat zij van hun kerk vonden.
Het onderzoek is, aldus Meerveld, een herhaling van een eerder onderzoek van twee godsdienstsociologen van de Vrije Universiteit, G. Dekker en H. C. Stoffels, onder belijdeniscatechisanten in de (toen nog) Gereformeerde Kerken in Nederland. Zij deden hiervan verslag in het in 1998 verschenen boekje ”Een kerk die bij mij past”. De hoofdconclusie van dit onderzoek was dat jongeren op zoek zijn naar een kerk „die bij je past, waar je je thuis voelt.”
Hun conclusies kunnen op basis van zijn onderzoek niet in alle opzichten worden overgenomen, schrijft Meerveld. „De jongeren in de GKV hebben minder de ervaring van de kerk als een instituut tegenover hen. Zij hebben de behoefte om zich in te zetten voor de kerk en willen ook nadrukkelijk geven.”
De onderzochte catechisanten staan in het algemeen positief tegenover hun kerk. „Bijna een derde van de catechisanten gaat zondags heel graag naar de kerk. Slechts 4 procent geeft aan niet zo graag te gaan. Bijna 65 procent geeft aan zin te hebben om, als ze belijdenis hebben afgelegd, een bepaalde taak in de kerk op zich te nemen. Wat niet zegt dat dit ook zal gebeuren.”
Volgens de onderzoeker is „het besef van samen de kerk te vormen” sterk. „De kerk is meer dan een gegeven waarin je opgegroeid bent. Het wordt wel belangrijk gevonden dat je je er thuis voelt, maar als dat niet zo is, dan werk je er samen met anderen aan om het te veranderen.”
Ten aanzien van „de verwachtingen van de kerk, zoals die in de officiële papieren zijn verwoord”, blijkt er overeenkomst te bestaan met het onderzoek van Dekker en Stoffels. Meerveld: „Ook voor de GKV-catechisanten geldt dat argumenten vanuit de leer van de kerk nauwelijks een rol spelen in de overwegingen van deze catechisanten. Tenminste, ze worden in de beantwoording van de vragen niet genoemd. Ook niet de zaken die met eeuwig heil of onheil te maken hebben. Wel ligt hun keuze voor de kerk in het verlengde van hun keuze voor God. De catechisanten beseffen dat ze zich met het afleggen van belijdenis hebben te houden aan de leer van de kerk, maar hebben met deze leer niet veel problemen. Hun ervaring op catechisatie is dat er ruimte is voor hun eigen mening.”
Van de binnen de GKV gedoopte kinderen komt jaarlijks ongeveer driekwart tot het afleggen van belijdenis. „Veruit de meeste jongeren die geen belijdenis doen, verlaten de GKV.”
De onderzochte jongeren blijken veel waarde te hechten aan „de gemeenschap der heiligen”, aldus Meerveld. Tegelijk hebben ze niet veel op met de gedachte dat de GKV de enige ware kerk is. „Men vindt het arrogant en geeft aan dat dit absoluut veranderd is. In het algemeen kan gezegd worden dat ”vrijgemaakt” zijn geen belangrijke rol speelt bij hen. Een kwart van de catechisanten geeft aan dat ze ook nu wel in een andere kerk belijdenis hadden willen doen, waarbij ze hoofdzakelijk denken aan de Christelijke Gereformeerde of Nederlands Gereformeerde Kerken.”
Een opvallend verschil met de groep die onderzocht is door Stoffels en Dekker, is het punt individualisering. „De titel ”Een kerk die bij me past” zou niet de titel kunnen zijn van het onderzoek onder GKV-catechisanten. En ook zou er niet zo’n sterk accent komen te liggen op het ontvangen in tegenstelling tot geven. Het zou meer zoiets worden als ”Onze kerk, daar ga ik voor””.
Evenals de catechisanten in het onderzoek van Dekker en Stoffels blijken ook de GKV-jongeren in het algemeen -20 procent wil er niets van weten- te voelen voor een andere invulling van de erediensten, voor veranderingen en „minder starheid bij de vormgeving.” Sommige catechisanten vinden hun eigen geloofsbeleving „enthousiaster” dan die van de oudere generatie: „Ik zeg ook wel eens: Als jullie zo blij zijn met je geloof, dan lukt het je goed om dat verborgen te houden.”
Positief staan de belijdeniscatechisanten tegenover de zogenoemde jongerenkerken. Hun waardering betekent, aldus Meerveld, echter niet dat de waardering voor de eigen kerk daardoor minder wordt.
Het onderzoek schetst een beeld van „de denkbeelden van deze jongeren nu”, besluit de onderzoeker zijn artikel. „Het is dus een momentopname. Zouden ze als ze ouder worden teruggaan naar de meer traditionele opvattingen? Een andere boeiende vraag is hoe de kerk reageert op een ander soort beleving van het lid zijn van de kerk dan de officiële papieren aangeven. Of anders geformuleerd: Hoe gaat de kerk om met een toenemende pluriformiteit?”