Geen jachtopziener, wel vaak in het Kroondomein
Jan van Wingerden (61) woont zijn hele leven al in de Alblasserwaard, maar bracht ontelbare uren door in Kroondomein Het Loo. „Prachtig.”

Het is algauw anderhalf uur rijden vanuit Van Wingerdens woonplaats Hardinxveld-Giessendam naar boswachterij Gortel, onderdeel van Het Loo. „Dit tochtje heb ik honderden keren gemaakt”, glimlacht de zestiger op parkeerplaats Kroondomein aan de Vierhouterweg vlak bij de buurtschap Gortel.
Van Wingerden heeft tienduizenden natuurfoto’s gemaakt. Ook maakte hij meer dan honderd Rien Poortvliet-achtige schilderijen van allerlei soorten wild. Deze grijze vrijdagmorgen gaat Van Wingerden laten zien waar hij de meeste van zijn foto’s heeft gemaakt en waar hij de inspiratie vandaan haalde voor tientallen schilderijen. Voor een reportage was hij wel te porren: „Als de grote Schepper maar aan Zijn eer komt!”
Vanaf parkeerplaats Kroondomein gaat de wandeling eerst een stuk over de halfverharde grind-leemweg. Daar praat Van Wingerden nog volop. Over zijn eerste ervaringen in Kroondomein Het Loo, ongeveer veertig jaar geleden. „Ik heb altijd jachtopziener willen worden. Ik heb ook wel eens gesolliciteerd. Maar het is ’m niet geworden.”
Jan Huttinga kreeg de baan waar Van Wingerden naar solliciteerde. De twee werden later goede vrienden en trokken regelmatig samen het bos in. Van Wingerden vertelt de ene mooie ervaring na de andere.
Maar als hij de halfverharde weg verlaat, gaat de vinger op de mond. „Vanaf nu stil zijn.” Slechts 100 meter verderop staat de in het groen gestoken gids stil. „Zwijnen.” Van Wingerden schuift zijn bril omhoog en zet een verrekijker voor zijn ogen. „Nee, geen zwijnen. Het zijn damherten. Vanwege de donkere vacht dacht ik aan wilde zwijnen.”
Eerst hebben de herten niets in de gaten. Maar dan heft een mannetjesdier zijn kop op en kijkt strak in de richting van de twee wandelaars. Even later gaat de roedel van meer dan tien dieren ervandoor. „We hebben de wind in de rug”, zegt Van Wingerden. „Waarschijnlijk hebben ze ons geroken.”
Het waait sowieso flink deze vrijdagmorgen. „Met veel wind en naderende regen verschuilt het wild zich in de dekking”, zegt Van Wingerden. „Dus we hadden geluk dat we herten zagen.” Toch hoopt de gids op meer. Als er een open vlakte opdoemt, gaat Van Wingerden sluipen. „Hier heb ik vaak edelherten gezien”, fluistert hij zacht. Heel voorzichtig nadert hij het veldje. De verrekijker wordt veel gebruikt. Maar helaas, geen edelhert laat zich zien.
Alleen de mooie verhalen over de belevenissen van Van Wingerden blijven over. „Ik heb een keer oog in oog gestaan met een keiler, een mannetjeszwijn. Eerst stond hij nog op enige afstand. Ik keek even op mijn camera of mijn foto gelukt was. Een seconde later stond hij vlak voor mijn neus. Ik ben vreselijk geschrokken en heb mij snel uit de voeten gemaakt.”
Het gesprek gaat over ”Natuur dichtbij”, het thema van de Week van de Schepping. Waarom Nederlanders, ook refo’s, zo ver reizen om natuurschoon te zien. Van Wingerden: „Waarom verre en milieubelastende vliegreizen maken als je de mooie plekjes in Nederland nog niet hebt gezien?” In zijn eigen regio gaat de fotograaf regelmatig naar een natuurgebied waar volop reeën lopen. “Daar geniet ik van. Maar mijn vrouw en ik gaan ook graag in de Achterhoek of Twente op vakantie. Daar is het ook schitterend.”
Dat geldt ook voor boswachterij Gortel. Het pad slingert tussen heideveldjes en verschillende soorten bos door. De wind ruist door de bomen. Dikke takken schuren tegen elkaar aan, waardoor er een knarsend geluid ontstaat. Staartmezen steken op grote hoogte het pad over, wippend van tak naar tak.
In het zand van het weggetje staan pootafdrukken van een wolf. „Je ziet het aan de nagels, die van een wolf zijn veel scherper dan die van een hond.” Van Wingerden heeft tijdens zijn tochten meerdere keren een of meer wolven gezien en gefotografeerd. „Er lopen er veel meer in Nederland rond dan de overheid ons wil doen laten geloven.” De kunstenaar vindt dat de roofdieren beheerd en dus bejaagd moeten worden, net als andere zoogdieren in het bos. „Anders loopt het uit de klauwen en is straks al het wild opgevreten door de wolven. Dat lijkt mij niet de bedoeling.”
Van Wingerden wijst op een plek naast het pad. „Toen ik hier voor het eerst kwam, zat er een vossenburcht. Je keek zo de pijp in. Waarschijnlijk omdat er steeds meer mensen in het bos kwamen, hebben de dieren hun hol verlaten.” De vos is door Van Wingerden vaak op de gevoelige plaat vastgelegd. „Echt een fotogeniek dier. Als je de wolf een crimineel noemt, is de vos te vergelijken met een boefje. Hij haalt allerlei streken uit, maar je kunt er niet echt boos op worden.”
Hoe langer je met Van Wingerden door de natuur loopt, hoe meer hij je gaat wijzen op details. „Kijk nu eens rustig naar dit beukenbos. Hoe mooi is dat felgroene mos op de onderkant van de stammen. En door de lichtval lijkt het beukenblad op de bodem op te lichten. Prachtig!”
Dat woord komt vaak langs tijdens deze wandeling. Een dode afgebroken boomstam aan de rand van een kuil noemt de Hardinxvelder „een natuurmonumentje. Je moest eens weten hoeveel leven er in zo’n dode boom zit. Niet voor niks komen de spechten er veelvuldig op af. Hoe mooi heeft de grote Schepper aller dingen het allemaal geschapen.”
Na tweeënhalf uur is de tocht voorbij. In zijn auto op parkeerplaats Kroondomein schenkt Van Wingerden een kop koffie in. Hij serveert er zelfs een koek bij. Een fietser snelt voorbij. „Hé, dat is Jan Hut. Daar ga ik zo nog even langs.” Voorlopig is de Zuid-Hollander nog niet weg uit Gelderland.