Al in juni 2001 afgezien van onderzoek in bouwfraude
Al op 2 juni 2001 is besloten de bouwfraude niet verder te onderzoeken. De schaduwboekhouding die klokkenluider Ad Bos had aangeleverd, gaf te weinig bewijzen om ermee aan de slag te gaan. Bovendien was Bos zelf betrokken bij vooroverleg en fraude. En Bos als verdachte kon niet meewerken aan eventuele vervolging.
Dat blijkt uit een interne brief van officier van justitie J. Valente aan het College van Procureurs-Generaal. De brief werd gisteren getoond bij het verhoor voor de rechtbank in Rotterdam van de baas van het openbaar ministerie, J. de Wijkerslooth.
Enkele maanden na de brief begon het OM toch een strafrechtelijk onderzoek toen in november de schaduwboekhouding van Bos door het televisieprogramma Zembla naar buiten werd gebracht. De verdediging van de bouwbedrijven verwijt het OM dat het wel ineens in actie kwam na druk van de Tweede Kamer en de publiciteit.
De verdediging probeerde precies te achterhalen wat de redenen zijn geweest om de bouwfraudezaak toch aan te pakken. Ook wilden de advocaten van De Wijkerslooth weten waarom juist deze bouwbedrijven en niet andere worden vervolgd wegens fraude in de bouwwereld. De raadslieden vinden dat het OM willekeurig heeft besloten om bedrijven wel of niet strafrechtelijk aan te pakken. Zij willen weten waardoor de selectie van justitie is ingegeven.
De Wijkerslooth maakte duidelijk dat er geen minister naar hem is gekomen met de opdracht de bouwfraude te gaan vervolgen. „Bij de ministers die ik heb meegemaakt, heb ik nooit gemerkt dat er politieke belangen meespeelden.” Vanaf het begin is de kwestie wel altijd beschouwd als een „gevoelige.”
De Wijkerslooth raakte geïrriteerd door de minitieuze manier waarop advocaat B. van Eijck probeerde te achterhalen wanneer precies is besloten de bouwfraude te vervolgen. „Millimeter voor millimeter wordt afgetast hoe het intern beraad van het OM is verlopen. Dat komt het OM niet ten goede.” Rechtbankpresidente P. Hofmeijer-Rutten wees hem erop dat de beslissing tot vervolging in deze zaak wel degelijk van belang is.
De Wijkerslooth wist in zijn voormalige functie als landsadvocaat al eind jaren tachtig dat er sprake was van het rekenen van opgeld in de bouwwereld. Dat was in de tijd dat de Europese Commissie dat wilde verbieden. Hij was toen tegen een dergelijk verbod, omdat dan de kans zou bestaan dat een aantal bedrijven ’ondergronds’ zou gaan. Toen de schaduwboekhouding van Bos tien jaar later opdook, was hij erg verbaasd. Je verwacht dat er enkele rotte appels zijn. Niet een hele mand.”
De Wijkerslooth getuigde één keer eerder in een strafproces. Dat was in de zogenoemde Dover-zaak voor het gerechtshof in Den Haag in mei 2002.