Bruin kind, blauwe ogen
Titel:
”Sonny Boy”
Auteur: Annejet van der Zijl
Uitgeverij: Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2004
ISBN 90 388 8735 3
Pagina’s: 235
Prijs: € 17,50. Annejet van der Zijl heeft zich gespecialiseerd in literaire geschiedschrijving en portretten. Ze schreef een succesvolle biografie over Annie M. G. Schmidt. Haar laatste boek, ”Sonny Boy”, past helemaal in het Boekenweekthema. Het gaat vooral over de geschiedenis en wat voor een mensenleed er in de geschiedenis besloten kan liggen. In dit boek wordt de lezer meegenomen van de broeierig katoenplantages in koloniaal Suriname naar het Derde Rijk in de afschrikwekkende laatste maanden.
Tien jaar geleden hoorde Annejet van der Zijl het wonderlijke levensverhaal van Waldemar Nods. Het is een verhaal dat niet verloren mag gaan, aldus Van der Zijl in ”Sonny Boy”. Wie dit boek uitleest, en dat gebeurt in één adem, zal dat beamen. Het is de onmogelijke geschiedenis van Waldemar Nods en Rika Hagenaar-van der Lans.
Eind jaren twintig ontvlucht de onconventionele, van huis uit katholieke Rika Hagenaar-van der Lans met haar vier kinderen het echtelijk huis op Goeree-Overflakkee. De kleurrijke en uitbundige vrouw kan niet aarden in het milieu van haar strakke, protestantse man, de dijkgraaf van het eiland. Ze probeert een nieuw leven in Den Haag op te bouwen. Formeel is haar huwelijk nog niet ontbonden. Ze besluit kostgangers in huis te nemen om aan geld te komen. Op die manier gaat de ruim twintig jaar jongere zwarte Waldemar bij haar op een kamer wonen.
Hoewel de Surinaamse student veel jonger is, Rika is bijna veertig en hij zeventien, raken de twee verliefd op elkaar. Dat is natuurlijk not done. Het schandaal wordt compleet als Rika’s buik begint te groeien en zij uiteindelijk een bruin kind met blauwe ogen baart. Hij wordt Sonny Boy genoemd, naar een populair liedje in die tijd. Rika’s handel en wandel zijn natuurlijk het gesprek van de dag geworden.
Het is begrijpelijk dat Rika’s twee oudste kinderen zich verraden voelen door Waldemar, hun vriend, en hun moeder. De twee trekken bij vader Willem in. De twee jongsten worden Rika enige tijd later door de rechter ontnomen. Rijkswaterstaatambtenaar Willem Hagenaar, ooit geweldig verliefd en trots op zijn Rika, verbiedt het zijn kinderen nog ooit contact te hebben met hun moeder.
Argwaan
De warmbloedige Rika houdt echter van al haar kinderen. Ze stuurt hun eindeloos veel brieven en pakketjes en probeert haar kroost langer te zien dan de paar uur per jaar op neutraal terrein. Waldemar past zich aan, maar wordt in het bekrompen Nederland van de jaren dertig toch met argwaan bekeken. Hij is zwart, anders en een ”neger”, voelt zich eenzaam en verlangt naar zijn vaderland, naar Sranan. Toch wordt Rika’s gezin gelukkig, zeker als er later een soort verzoening met de kinderen totstandkomt.
Dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Het pension in Scheveningen dat Rika met zo veel succes runt, moet de poorten sluiten. De optimistische Rika gaat evenwel op een heel dappere manier met haar pension verder. Ze neemt gewoon onderduikers in huis. Maar door verraad worden Rika, Waldemar en hun ’gasten’ gearresteerd.
Waldemar en Rika komen beiden, afzonderlijk, via het doorgangskamp Vught in een Duits concentratiekamp terecht. Naarmate de oorlog voortschrijdt, worden ze van het ene kamp naar het andere kamp vervoerd. In de winter van 1944/1945 loopt het Duitse rijk op zijn laatste benen. Rika blijkt terechtgekomen in Ravensbrück in het ”breicommando”. Dat is een plek waar de nazi’s vanaf december 1944 nog zo veel mogelijk gevangenen vergassen. Wie ziek is, wordt naar het breicommando gestuurd. Zo ook Rika, als blijkt dat ze dysenterie heeft. Samen met tachtig vrouwen wordt ze overgebracht. Twintig van hen slagen erin zich zo gezond voor te doen dat ze mogen terugkomen. Rika zit daar niet bij.
Sporen uitwissen
Waldemar bevindt in Neuengamme, het kamp dat dezer dagen zo in opspraak is wegens Jan Campert, de dichter van het lied van de achttien doden. De nazi’s willen het kamp ontruimen en alle sporen van mensenvernietiging uitwissen. Waldemar behoort tot de laatste 700 gevangenen die vanuit Neuengamme naar Lübeck worden gedreven.
Op 1 mei wordt bekend dat Hitler dood is. De geallieerde vliegtuigen zoeken naar een prooi in Duitsland. Waldemar wordt samen met duizenden gevangen op de luxueuze oceaanstomer Cap Arcona gezet. Waarom, weet niemand. De overvliegende Tommy’s beschieten het schip, dat begint te zinken. Waldemar, die in het begin van het boek als een fraaie en geroutineerde zwemmer in het vizier is gekomen, springt van boord en begint te zwemmen. Hij is het niet verleerd. Gelukkig. Zal hij het halen? Totaal uitgeput laat hij zich op het strand vallen. Maar dan ratelen opeens de mitrailleurs. En zo wordt de zwarte Waldemar, die zelfs nog geen vlieg kwaad heeft gedaan, op de derde mei 1945 doodgeschoten, ver weg van zijn tropische Sranan, waar hij soms zo intens naar kon verlangen.
Aangrijpend
Sonny Boy, die meteen na de arrestatie van zijn ouders van familie naar familie wordt gesleept, probeert zijn familieverhaal op papier te krijgen. Tevergeefs, hoewel hij ooit journalist voor Het Parool is geweest. Gelukkig heeft Annejet van der Zijl er een aangrijpend boek van gemaakt. Ze rijgt bronnen zonder haperen aaneen, interpreteert, zij het soms vrijelijk, en vertelt een goed verhaal. Het is literatuur en tegelijk non-fictie. Het resultaat is een roman waarin de hoofdpersonen vanuit een zeker afstand worden gevolgd.
Van der Zijl maakt het spannend door het in de context te plaatsen van de maatschappelijke en historische achtergronden van die tijd. Zo gaat het over rooms-katholiek en protestant, zwart en wit, goed en kwaad, zeden en zonde. Zo weten we ook dat de nazi’s fel op joden jaagden, maar dat ze zwarten, die evenmin voldeden aan het arische ideaal, bejegenden vanuit een gevoel van fascinatie (hetzelfde vinden we in ”De zwarte met het witte hart” van Arthur Japin).
Het gaat in dit boek om gewone mensen die op hun manier, meer onbewust dan bewust, tegen de stroom in roeien. Zijn zulke mensen niet de kurken waarop de geschiedenis drijft? Zelf las ik in de zomerzon van 2001 ”Het verhaal van een Duitser, 1914-1933” van Sebastian Haffner, dat me volkomen in zijn greep had. Zo boeide ”Sonny Boy” mij op dezelfde manier. Het gaf me een goed gevoel dat Annejet van der Zijl haar boek begint met een citaat van Haffner. „Wie iets van een bepaalde tijd wil begrijpen, moet biografieën lezen, en dan niet van die staatslieden, maar de in aantal veel te schaarse biografieën van onbekende burgers.” In het boek zijn foto’s opgenomen van de geschiedenis van Rika en ”Waldy”.