„Sudanese leger doodt duizenden olifanten”
Het Sudanese leger heeft illegaal duizenden olifanten gedood en het ivoor naar China geëxporteerd. Daar werd het kostbare been uit slagtanden verwerkt in eetstokjes en sieraden. Dat heeft milieubeschermer Esmond Martin maandag bekendgemaakt.
Het leger was verantwoordelijk voor slachtingen onder olifanten in het zuiden van Sudan, maar ook in de naburige Democratische Republiek Congo en de Centraal-Afrikaanse Republiek. Twintig jaar burgeroorlog in het zuiden van Sudan maakt het moeilijk om met exacte getallen te komen, aldus Martin. Beschikbare gegevens wijzen echter op een enorme daling: in 1976 bestond de olifantenpopulatie in de regio uit 133.000 dieren en in 1992 nog maar uit 40.000.
„Elke handelaar met wie we praatten zegt dat het Sudanese leger de dieren heeft gedood”, aldus de milieubeschermer. „Het leger bezit de benodigde vuurwapens en munitie en kan het ivoor transporteren.”
Martin, die zijn rapport opstelde voor de natuurbeschermingsorganisatie Care for the Wild International, stelt dat Sudan het centrum van de ivoorhandel is. In souvenirwinkels in de hoofdstad Khartoem telde hij 11.000 voorwerpen die van ivoor waren gemaakt. Driekwart van het ivoor wordt opgekocht door Chinezen, ondanks een wereldwijd verbod daarop sinds 1990. Internationale deskundigen stellen dat de illegale handel in ivoor hoofdzakelijk groeit door een toenemende vraag uit China. Volgens Martin drijft de toegenomen vraag de ivoorprijs op, waardoor het voor stropers aantrekkelijker is geworden op olifanten te jagen.