Buitenland

Afzonderlijke begrafenis slachtoffers Mosul

Uit vrees voor aanslagen worden de minstens vijftig doden uit de Noord-Iraakse stad Mosul vandaag afzonderlijk begraven. Een gezamenlijke teraardebestelling zou voor terroristen een prachtig doelwit zijn. De slachtoffers kwamen donderdag om het leven bij een aanslag op een sjiitische begrafenisplechtigheid.

Buitenlandredactie
11 March 2005 21:34Gewijzigd op 14 November 2020 02:19

Nabestaanden en politici hebben besloten tot het afzonderlijk begraven. Meer dan honderd mensen raakten gewond toen een zelfmoordterrorist zich in een tent vol rouwende sjiieten met explosieven opblies.

Sjiitische moskeeën en familiebijeenkomsten zijn regelmatig doelwit van terreuraanslagen van soennitische opstandelingen, van wie wordt aangenomen dat zij een burgeroorlog willen uitlokken.

Hamid Zain al-Ali van de de Al-Sadr-beweging van de radicale sjiitische geestelijke Muqtada al-Sadr zei dat de families op verschillende plaatsen in de stad afzonderlijke begrafenissen zullen houden, waarbij gewapende leden van de beweging elke tent zullen bewaken. Een zelfde beslissing werd 1 maart genomen in Hillah ten zuiden van Bagdad, waar bij een zelfmoordaanslag 125 doden waren gevallen.

Deze week werd bekend dat in de Abu Ghraib-gevangenis in Bagdad ook kinderen vastzaten, onder wie een jongen van 11. Dat heeft de Amerikaanse generaal Janis Karpinski gezegd toen ze werd verhoord over de mishandeling van Iraakse gevangenen in Abu Ghraib door Amerikaanse soldaten. Het verslag van dat verhoor werd nu pas naar buiten gebracht. Karpinski stond van juli tot november 2003 aan het hoofd van de gevangenis.

Karpinski zei de jongste gevangenen in Abu Ghraib vaak te hebben bezocht. Een jongen zei bij een van die bezoeken huilend dat hij zijn moeder wilde zien en vroeg Karpinski of zij haar wilde bellen. De jongen zag er volgens Karpinski uit als 8, maar zei dat hij bijna 12 was.

Het leger heeft al eerder toegegeven dat er enkele minderjarigen in Abu Ghraib zijn vastgehouden, maar dat zich onder hen zulke jonge kinderen bevonden was niet duidelijk, al meldde de Amerikaanse nieuwszender NBC al in mei vorig jaar dat in de gevangenis jonge jongens waren verkracht. Het zou onder meer gaan om een 14-jarige jongen.

Volgens Karpinski sloot het leger vanaf de zomer van 2003 vrouwen en kinderen op in Abu Ghraib, omdat ze daar beter af waren dan in de cellen waar ze eerder vastzaten.

De ACLU gaf ook de getuigenissen vrij van zes militairen die vertellen dat drie ondervragers en een tolk in Abu Ghraib op een avond toen ze dronken waren een 17-jarige vrouwelijke gevangene uit haar cel haalden, haar dwongen haar borsten te ontbloten en haar begonnen te zoenen. Volgens de getuigen werd het viertal niet gestraft. Een andere soldaat vertelde in januari 2004 dat de gedetineerde 17-jarige zoon van een Iraakse generaal met water werd overgoten en met modder werd ingesmeerd, om ervoor te zorgen dat zijn eveneens gedetineerde vader zou doorslaan.

Karpinski zei ook dat Walter Wodjakowski haar in de zomer van 2003, toen hij de op een na hoogste Amerikaanse militair in Irak was, opdracht gaf geen gevangenen meer vrij te laten, ook niet als ze onschuldig waren. ’Het kan me niet schelen als we vijftienduizend onschuldige burgers vasthouden. We zijn de oorlog aan het winnen’, zou Wodjakowski hebben gezegd.

Voorts zei Karpinski een detentiebevel te hebben uitgeschreven voor een zogenoemde spookgevangene, iemand die de CIA had opgepakt zonder daar melding van te maken. In de door de ACLU naar buiten gebrachte documenten wordt een officier uit Abu Ghraib aangehaald, die gewag maakt van schriftelijke afspraken die agenten van de militaire inlichtingendienst met de CIA maakten over de behandeling van dergelijke gevangenen. In een vorig jaar september verschenen onderzoeksrapport van het leger staat dat bewijzen voor het bestaan van dergelijke afspraken ontbreken. Het ministerie van defensie heeft wel toegegeven dat er zo’n honderd spookgevangenen worden vastgehouden, die niet bekend zijn bij mensenrechtenrapporteurs en het Rode Kruis. Minister van defensie Donald Rumsfeld zegt dit te hebben toegestaan omdat het vijandelijke strijders betreft, die geen recht hebben op de bescherming die krijgsgevangenen krijgen.

Polen gaat in juli zijn 1700 soldaten tellende contingent in Irak met enkele honderden manschappen inkrimpen. Het Poolse ministerie van Defensie heeft dit vrijdag aangekondigd. Juli is als tijdstip uitgekozen omdat dan de nu in Irak gestationeerde troepen er hun diensttijd daar op hebben zitten en moeten worden afgelost.

De Amerikaanse militairen die vorige week een Italiaanse veiligheidsagent doodschoten bij een wegversperring in Bagdad, waren daarheen gestuurd als extra beveiliging voor een konvooi waarin de Amerikaanse ambassadeur John Negroponte reisde. Dat heeft een woordvoerder van de Amerikaanse ambassade in Bagdad vrijdag gezegd.

Volgens woordvoerder Bob Callahan was Negroponte op weg naar de luchthaven van Bagdad omdat hij daar een ontmoeting zou hebben met generaal George Casey, de bevelhebber van de coalitietroepen in Irak. Normaal gesproken zou hij die reis per helikopter hebben gemaakt, maar dat was onmogelijk vanwege een zware hagelbui.

Geheim agent Nicola Calipari zat in een auto met de journaliste Giuliana Sgrena, die net was vrijgelaten door rebellen die haar een maand gevangen hadden gehouden, toen de Amerikanen het vuur openden. Hij kwam om in de kogelregen toen hij haar met zijn lichaam probeerde te beschermen. Sgrena raakte gewond aan haar schouder.

Volgens de Amerikaanse militairen kwam de auto met hoge snelheid op de wegversperring afrijden, ondanks waarschuwingsschoten. Italiaanse bewindslieden bestrijden dat en zeggen dat de auto langzaam reed en pas werd beschoten nadat hij was gestopt. De Italiaanse minister van Landbouw, Gianni Alemanno, gaf deze week toe dat aan de ontvoerders van Sgrena bijna 6 miljoen euro is betaald.

Calipari werd eerder deze week met militaire eer begraven in Rome. Zowel Rome als Washington heeft een diepgravend onderzoek aangekondigd naar de omstandigheden van zijn dood.

Naast buitenlanders lopen ook ’politiek-correcte’ Irakezen risico’s om te worden ontvoerd, schrijft het persbureau IPS. Politieke motieven spelen steeds vaker een ondergeschikte rol. De ontvoerders blijken vooral uit op geld, zoals ook het geval was bij de ontvoering van de Italiaanse journaliste Giuliane Sgrena.

Intussen zit de Franse journaliste Florence Aubenas nog steeds vast. Waarnemers denken dat ook zij na betaling van losgeld vrij zal komen. Aubenas, buitenland-correspondent van Libération, werd in januari samen met haar Iraakse vertaler Hussein Hanoun al-Saadi ontvoerd. Acht weken later deed ze via een videoboodschap een wanhopige oproep op het Franse parlementslid Didier Julia om haar te helpen. Didier Julia staat bekend om zijn goede contacten met Syrië en het voormalige Ba’athregime in Irak.

Net als Sgrena, spitste Aubenas haar berichtgeving toe op het lijden van de Iraakse bevolking. Vincent Brossel, onderzoeker van Reporters Without Borders in Brussel, verwacht dat ook voor Aubenas een flinke som losgeld betaald gaat worden. ”Ontvoeringen zijn een vorm van zakendoen geworden”, zegt Brossel. ”Sommige groeperingen realiseren zich heel goed dat een Europese of Amerikaanse zakenman of journalist veel geld waard is.”

Die groeperingen ontvoeren niet alleen buitenlanders. Ook Irakezen, zowel mannen als vrouwen, zijn het slachtoffer. Voor hen wordt bijna altijd losgeld betaald. Sinds het begin van de bezetting is de hoogte van het losgeld voor ontvoerde Irakezen explosief gestegen. De hoge werkloosheid en slechte handhaving van de wet, maakten ontvoeringen tot gemakkelijke manier om geld te verdienen.

Taleibat Tamrir, een 22-jarige verpleegster, vertelde vorig jaar al in een interview niet meer alleen naar haar werk te durven. Volgens haar zijn ontvoeringen al gewoon geworden in de buurt waar ze woont. ”Mijn vader brengt me nu elke dag naar mijn werk en hij haalt mij ’s avonds weer op.”

Ook Irakezen op hoge posities lopen risico’s. ”In januari werd mijn broer ontvoerd”, zegt sjeik Nife al-Jabouri, leider van een bevolkingsgroep in het noordwesten van Irak, in de zogenoemde Soennitische driehoek. ”Na twee weken werd hij vrijgelaten. We hebben alles in het werk gesteld om hem vrij te krijgen. Eerst hebben we de ontvoerders laten weten dat we hun families zouden aanvallen als mijn broer iets zou overkomen. Daarna is een bedrag aan losgeld afgesproken.”

Zoals de meeste Irakezen heeft de sjeik geen goed woord over voor de motieven van de ontvoerders. ”Het gaat ze om het geld, niet om een heilige oorlog”, zegt hij.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer