Vorige week nam Jansen in Goedemorgen Nederland geen afstand van de beruchte uitspraak waarvoor PVV-leider Wilders is veroordeeld. Na ophef riep premier Schoof hem ter verantwoording. Dat leidde tot een korte brief aan de Kamer waarin Jansen nadrukkelijk „als staatssecretaris” afstand neemt van de minder-uitspraak. „Deze persoonlijke opvattingen reflecteren niet het kabinetsbeleid”, schreef de staatssecretaris, en tegenover ANP bestreed hij niet dat hij persoonlijk geen moeite heeft met Wilders’ uitspraak van tien jaar geleden.

Schoof schreef vervolgens in een antwoord op Kamervragen dat er geen onderscheid is tussen opvattingen als staatssecretaris en als privépersoon. Jansen sloot zich daar weer bij aan, maar weigerde alsnog afstand te nemen van de minder-uitspraak.

„Dat is staatsrechtelijk onzuiver, en dat is iets wat we als Kamer niet moeten willen”, zei Habtamu de Hoop (GroenLinks-PvdA) over de brief van Jansen. In het debat dat hij aanvroeg, zou mogelijk een motie van wantrouwen aan de orde komen.

„Het is volstrekt helder dat het refereren aan verwerpelijke en zelfs strafbare feiten uit het verleden niet past bij de constructieve bestuurscultuur die we met elkaar hebben afgesproken”, reageerde Olger van Dijk (NSC). „Tegelijkertijd zijn we blij met het krachtige optreden van premier Schoof. En voor de staatssecretaris is inmiddels volstrekt helder dat dit een kwestie was van eens, maar nooit weer. Daar hebben we niet nog een debat voor nodig.”