Yetri (16) enige christen in haar klas
De Indonesische Yetri is 16 jaar en gaat naar een openbare middelbare school in haar woonplaats Makassar. Hoewel ze van de 39 leerlingen in haar klas de enige christen is, krijgt ze op school onderricht in haar eigen godsdienst. „De wet verplicht ons dit te doen, dus we regelen het.”
’s Avonds een vent, ’s ochtends een vent. In vol ornaat zit Yushel (10) ’s morgens om zes uur aan het ontbijt. Hij lag de avond ervoor pas tegen elven op bed, maar zijn gezicht vertoont geen spoor van vermoeidheid. Hongerig lepelt hij zijn rijst naar binnen. Een halfuur later stapt hij de deur uit, want zijn school begint om zeven uur.
Wat hem ’s morgens tijd bespaart: hij hoeft niet na te denken over welke kleren hij aan moet trekken. Iedere leerling moet namelijk in uniform naar school. Het bestaat uit een witte blouse met een rode korte broek. Een rode stropdas en dito pet maken het plaatje compleet. Intrigerend zijn twee zinnetjes op zijn kleren: ”Ik haat corruptie” en ”Ik haat drugs”.
Ook zus Yetri verschijnt in uniform aan het ontbijt: zij draagt een witte blouse en een lange, grijze rok. Zij zit in grade 10 van de middelbare school, vergelijkbaar met wat in Nederland de vierde klas heet. Terwijl de basisschool van haar broertje rooms-katholiek is, gaat zij naar een staatsschool. Het is een openbare school, maar het gros van de leerlingen en docenten is moslim. In haar klas is zij de enige christen.
Indonesië is het grootste moslimland ter wereld. Van de bevolking van ruim 275 miljoen is naar schatting 87 procent moslim en 11 procent christen (protestant en rooms-katholiek). Naast deze godsdiensten wordt ook het boeddhisme, confucianisme en hindoeïsme officieel erkend als religie. Die erkenning houdt onder meer in dat de algemene lesstof op staatsscholen weliswaar seculier en neutraal is, maar dat ze tegelijkertijd de leerlingen in hun eigen godsdienst moeten onderwijzen. Om meer te horen over hoe dat in de praktijk werkt, ga ik op een ochtend naar de school van Yetri.
Lang haar
Op ”Openbare school 14 Makassar” heerst een opperbeste stemming. Over een paar dagen begint de vakantie voor de leerlingen van grade 10 tot en met 12. Groepjes leerlingen praten her en der op het plein. Een aantal jongens speelt op het plein basketbal. Ze slalommen om de gaten heen, omdat het beton in slechte staat verkeert. „We krijgen te weinig geld van de staat”, is het oordeel van directeur Nurhidaya Masri. Ze leidt haar bezoek uit Nederland rond. Op een andere plek liggen schoolmeubels op een hoop. Ze liggen klaar om afgevoerd te worden naar minder welvarende scholen.
In een lokaal dat dienstdoet als bibliotheek staat de lerares Duits. „Wiedersehen”, zegt ze na een kort gesprekje. Zij en andere docenten in de lerarenkamer nemen de tijd om hun bezoek uit Nederland te verwelkomen. Voortdurend worden er foto’s gemaakt. Een groepje beginnende docenten geniet buiten van een versnapering. Het blijkt een sigaar uit eigen doos, want de traditie van de school schrijft voor dat nieuwe collega’s van hun eerste salaris moeten trakteren.
De directeur straalt gezag uit en gaat tegelijk leuk om met de leerlingen. Ze maakt een kort praatje met twee jongens en wijst de een er terloops op dat zijn haar wat te lang begint te worden. Aan een andere jongen vraagt ze plagerig waarom hij zijn gezicht heeft opgemaakt met glitters en glimmende schoenen draagt. Ze laat het woord ”gay” vallen. Hoewel homoseksualiteit min of meer taboe is in Indonesië, krijgt het gesprekje geen vervelende lading. De knul heeft de ruimte om te experimenteren, maar krijgt wel speels te horen dat hij uit de toon valt.
Wederzijds respect
Voordat ze aan haar rondleiding begint, heeft Nurhidaya Masri de geschiedenis van de school uitgelegd, verteld over de leerlingen- en docentenpopulatie en –dat vooral– uitleg gegeven over hoe wordt omgegaan met religie en godsdienstonderwijs. Het is weliswaar een openbare school, maar een blik in de lerarenkamer en op het schoolplein maakt duidelijk dat van de circa duizend leerlingen moslims verreweg in de meerderheid zijn. Voelen christelijke leerlingen in zo’n omgeving zich wel veilig?
In haar werkkamer legt de directeur uit dat de school, die in de jaren 90 is gesticht, scherp is op pesten vanwege religie. Volgens haar is het onvermijdelijk dat dit gebeurt. Zodra het wordt gesignaleerd, grijpt de school in. „Wederzijds respect staat bij ons hoog in het vaandel.” Dat jongens vaker dan meisjes onderling een issue maken van elkaars geloof, zoals moeder Marlina beweert –zie ”„Jongens doen sneller dan meisjes gemeen over elkaars godsdienst””–, herkent het schoolhoofd niet.
Dagelijks wordt in elke klas vijf minuten ingeruimd om hardop uit de Koran te lezen. En als het tijd is voor het vrijdagmiddaggebed gaat de hele meute naar buiten om te bidden. Christelijke leerlingen komen dan binnen bij elkaar voor een eigen viering, die wordt geleid door een christelijke docent of leerling. Dat islamitische leerlingen op vrijdag naar buiten gaan en christenen binnen blijven, is volgens haar ingegeven door praktische overwegingen. Dat geldt ook voor het hardop Koranlezen. „Christenen in de klas lezen op dat moment voor zichzelf in hun Bijbel.”
Grens over
Vier uur per week geeft een daarvoor gekwalificeerde docent moslims en christenen les in hun eigen godsdienst. Dit is een verplichting vanuit de landelijke overheid. Bevoegde docenten zijn weliswaar schaars, maar de school zorgt ervoor dat het gebeurt. „De wet verplicht ons dit te doen, dus we regelen het.” De directeur laat een jonge vrouw twee lesboeken uit de bibliotheek halen. Voor een niet-Indonesiër valt er weinig van de inhoud te maken. Wel valt op dat het islamitische lesboek twee keer zo dik is.
„Kinderen mogen niet richting een andere religie gepusht worden” - Nurhidaya Masri, directeur Openbare school 14 Makassar
Wat krijgen moslims en christenen te horen over elkaars religie? Niet veel, zo blijkt. De betekenis van islamitische of christelijke feestdagen wordt ze bijgebracht, maar dan houdt het wel zo’n beetje op. Van structureel informeren over elkaars godsdienst is geen sprake, omdat beïnvloeding op de loer ligt en daarmee wordt een grens overgegaan. „Kinderen mogen niet richting een andere religie gepusht worden”, legt Nurhidaya Masri uit. „Ze mogen niet betrokken worden bij een andere godsdienst, niet vertrouwd raken met bijbehorende praktijken.”
Op de vraag waarom dat zo is, reageert de directeur defensief. „We willen niet dat boze ouders gaan klagen of een woedende menigte verhaal komt halen.” Ze zegt erbij dat hiervan tot nu toe nooit sprake is geweest.