Prof. Maris ongelukkig met NGK-besluit over vrouw in ambt
De Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK) besloten op 8 januari het ambt van ouderling (en predikant) open te stellen voor vrouwen. Welke gevolgen heeft dit besluit voor de christelijke gereformeerde kerken (cgk) die een samenwerkingsverband hebben met een Ngk? Prof. dr. J. W. Maris: „Als een gemeente revolutie wil plegen, is dat een grote domheid.”
De voorzitter van het christelijke gereformeerde deputaatschap eenheid van de gereformeerde belijders in Nederland is „echt ongelukkig” met het besluit van de NGK, zo laat hij in een vraaggesprek met het CGK-orgaan De Wekker van deze week -opnieuw- weten.
De CGK wijzen de vrouw in het ambt af. Diverse kerkenraden echter, merkt de interviewer op, „lijken tamelijk inventief te zijn in het omgaan met de chr. gereformeerde afspraken.”
Zo zinspeelde de samenwerkingsgemeente van Nieuwegein in het NGK-orgaan Opbouw op „de uitzonderingspositie” die op deze gemeente van toepassing zou zijn.
Prof. Maris: „De broeders in Nieuwegein hebben blijkbaar iets gemist. De synode van 2001 heeft uitdrukkelijk vastgesteld dat samenwerkingsgemeenten geen uitzondering vormen op de besluitvorming. Ik ben echt ongelukkig met de Ned. gereformeerde besluiten. Men wist ook wat men daarmee de samenwerkingsgemeenten aandeed. Onze laatste synode heeft deputaten opdracht gegeven een weg te zoeken met de Ned. gereformeerde commissie voor samensprekingen. Daar zullen wij ons binnenkort bezinnen op de positie van de samenwerkingsgemeenten. Ik verwacht dat wij daar tot aanbevelingen komen die over en weer het kerkverband serieus zullen nemen.”
Wat gebeurt er als een (samenwerkings)gemeente overgaat tot de benoeming van vrouwelijke ambtsdragers? Komt daar de grens van het kerkverband in zicht? Prof. Maris: „Die grens komt niet speciaal in zicht rond de kwestie van de vrouw in het ambt. In het geding is de manier waarop wij omgaan met de besluitvorming van kerkelijke vergaderingen. Alle ambtsdragers hebben daaraan trouw beloofd. Alle gemeenten hebben zich daaraan te houden.”
Nu is het, zegt hij, „geen kwestie van „als je dat niet doet, wip je over de rand.” Maar als een gemeente revolutie wil plegen, is dat een grote domheid. Ik kan het niet anders noemen. Zo’n gemeente zal door de classis tot de orde worden geroepen. En het moet duidelijk zijn dat een dergelijke situatie niet zo kan blijven. Gemeenten kunnen zichzelf niet in een uitzonderingspositie plaatsen, het kán gewoon niet.” Elders in het interview zegt hij: „Wat in het geding is, is de gehoorzaamheid aan de Schrift.”
De toekomst, aldus de christelijke gereformeerde deputatenvoorzitter, „is best spannend.” Hij hoopt „dat wij op een constructieve manier met de NGK in gesprek kunnen blijven. Maar er liggen moeilijke hobbels. Een wat nieuwere ligt in de openheid in de NGK voor de charismatische beweging, met uitstraling naar chr. gereformeerden en vrijgemaakten. Vanuit de gereformeerde belijdenis zijn daarbij nogal wat kritische vragen te stellen. De vorming van samenwerkingsgemeenten is een zaak geweest waar sommigen de adem bij hebben ingehouden. Blijft het te overzien? Is de situatie in de hand te houden? Niet dus. In de kerk hoeft ook niet alles onder onze ultieme controle te staan! Maar ze zijn in de weg gegaan vanuit de róéping tot eenheid én in trouw aan het eigen kerkverband. De toekomst moet je stap voor stap ingaan. Verdere profetieën doe ik niet. We moeten vooral dicht bij de Here en dicht bij elkaar blijven. Het gaat om de gehoorzaamheid aan Hem.”