Hugenotenstad Bad Karlshafen viert zijn 325e oprichtingsverjaardag
In 1699 werd de eerste steen gelegd voor Karlshafen, een nieuw te bouwen stad speciaal bedoeld voor gevluchte hugenoten. Landgraaf Karl van Hessen-Kassel bood hun graag huisvesting. Ter gelegenheid van het 325-jarig bestaan van de Duitse stad is deze maand het Hugenotenmuseum, na uitbreiding, opnieuw in gebruik genomen.
Verrassend om via een brug over de snelstromende Wezer in een geheel wit stadje rond een kleine binnenhaven aan te komen. Hier geen traditionele vakwerkhuizen. Alle woningen zien er ook precies hetzelfde uit. Dat getuigt van een planmatige opzet.
En dat klopt, want landgraaf Karl van Hessen-Kassel (1671-1730) had ambitieuze plannen om hier, waar de Diemel en de Wezer samenvloeiden, een kanaal te graven naar zijn woonplaats Kassel. Dit om de vervelende douanerechten (stapelwet) van de normale vaarroute via Hannoversch Münden te omzeilen – bij de verplichte overslag bleef veel aan de strijkstok van lokale handelaren hangen. De aan te leggen haven van Karlshafen, dat oorspronkelijk Siegburg heette, zou dan de functie van overslaghaven overnemen. En meteen het visitekaartje van de trotse landgraaf worden.
De hugenootse architect Jean Paul du Ry, die al eerder als vluchteling in Maastricht aan eervolle bouwopdrachten had mogen werken, kreeg de opdracht om hier een representatieve barokstad te ontwerpen. Stadhouder Willem III van Oranje gaf Du Ry daartoe een aanbevelingsbrief mee voor de landgraaf.
Als overslaghaven kreeg de stad een groot pakhuis. Een fraai vormgegeven gebouw, dat later stadhuis werd. Daarnaast zou Karlshafen een voortrekkersrol moeten spelen als industriestad, om de welvaart in Hessen-Kassel te herstellen en vergroten. En dat was hard nodig. Het land had zwaar geleden onder de Dertigjarige Oorlog (1618-1648).
Alleen al om die reden waren vakbekwame hugenotenvluchtelingen welkom. In 1685 trok de Franse Zonnekoning het oude vrijheidsedict van Nantes in en waren de Franse protestanten in feite vogelvrij. Duizenden trokken weg naar veilige landen. Maar omdat landgraaf Karl maar al te graag de meest vakkundige hugenoten naar Hessen wilde halen, publiceerde hij al op 18 april 1685, een halfjaar voor de herroeping van het Edict van Nantes, zijn ”Vrijheidsconcessie”. Daarin beloofde Karl de hugenoten niet alleen langdurige belasting- en gildevrijheid, maar ook vrije godsdienstbeoefening in de Franse taal.
In totaal 37 Franse gezinnen vestigden zich in Karlshafen, vooral afkomstig uit de Languedoc en de Dauphiné. Onder hen bevonden zich fabrikanten en kooplieden, wol- en linnenwevers, handschoenenmakers, kousenmakers en hoedenmakers, maar ook boeren, die hoogwaardige agrarische kennis meebrachten.
De hugenootse apotheker Jacques Galland ontdekte hier pekelbronnen. Toen in de vorige eeuw op 1150 meter diepte een nieuwe bron met zoutwater werd aangeboord mocht de stad na de opening van het kuuroord Weser-Therme in 1977 de naam Bad Karlshafen dragen.
Hugenotenmuseum
Het lag voor de hand dat nazaten van de hugenoten in hun barokke havenstadje een eigen museum wilden vestigen. Een leegstaande tabaksfabriek werd grondig verbouwd en in 1980 kon het Deutsches Hugenotten-Museum zijn poorten openen.
Achter de haven wijst een wapperende blauwe vlag met een wit hugenotenkruis naar het museum. Twee verdiepingen vol verhalen brengen hier de bewogen geschiedenis van de hugenoten, maar ook van de waldenzen in Europa, met name Frankrijk en Duitsland, in beeld.
De viering van 325 jaar Karlshafen, op 10 augustus 2024, vormde een goede reden om het museum verder uit te breiden. Museumdirecteur dr. Andreas Flick: „We hebben nu ook veel geïnvesteerd in de stadsgeschiedenis van Bad Karlshafen.”
Een fraaie plaquette toont het planmatige ontwerp van de barokstad, dat voorzag in twee achthoekige godsgebouwen, een Frans-gereformeerde kerk en een Duits-gereformeerde kerk, beide calvinistisch. Maar de beoogde bouwlocaties bleken ongeschikt. In het invalidenhuis, waar landgraaf Karl van Hessen zijn gewonde officieren onderbracht, werd toen een kapel met 200 zitplaatsen gebouwd. Daar kwam later een Duitse lutherse gemeente als derde kerkgenootschap bij en dus moesten drie gemeenten deze kerkruimte na elkaar voor hun erediensten gebruiken.
„ We hebben nu ook veel geïnvesteerd in de stadsgeschiedenis van Bad Karlshafen ” - Dr. Andreas Flick, directeur Hugenotenmuseum
In 1825 fuseerden de Frans- en Duits-gereformeerde gemeenten en in 1928 sloot de lutherse gemeente zich bij hen aan. Pas in 1962 kregen deze verenigde denominaties hun eigen kerk, de nieuwgebouwde Stephanuskerk met haar bijna 30 meter hoge toren. Tot dan toe was Bad Karlshafen de enige protestantse stad in Duitsland zonder eigen kerk.
Heilig Avondmaal
Dr. Andreas Flick, tot dit jaar nog predikant van de hugenotenkerk in Celle, vertelt hoe de hugenoten hun kerkdiensten hier inrichtten. Centraal stond de Woordverkondiging. Een ”lecteur et chantre” las de Bijbeltekst voor en leidde het zingen van psalmen. Zonder orgel, zoals ook in Schotland soms nog gebeurt. En tot 1825 in het Frans.
Viermaal per jaar vierden zij het Heilig Avondmaal. De kerkoudsten beoefenden daarbij een strenge discipline. Wie in aanmerking kwam voor deelname ontving een ”méreau”, een kleine medaille die na het avondmaal weer werd teruggegeven. In een vitrine liggen enkele van deze medailles als voorbeeld. Als opvallend detail toont Flick een in Amsterdam afgegeven attest met een verklaring over de levenswandel van een Amsterdamse hugenoot, vereist om hier aan het avondmaal deel te mogen nemen.
Voor de protestantse vluchtelingen waren christelijke saamhorigheid en naastenliefde van groot belang. Dat klonk ook door in de zegenbede: ”Allez en paix et souvenez-vous des pauvres”. Ga in vrede en vergeet de armen niet!