Syriërs houden het voor gezien in Beiroet
Twaalf jaar lang heeft taxichauffeur Mohammed Toja zijn passagiers van Beiroet naar Damascus gereden en weer terug, maar nu wil hij stoppen. Toja is Syriër, en sinds de moord op oud-premier Rafiq Hariri vorige maand is de haat tegen Syriërs groot in Libanon.
Twee dagen na de aanslag, toen Toja onder een viaduct doorreed, lieten onbekenden de accu van een motorfiets op het dak van zijn knalgele taxi vallen. Knalgeel, zo weet iedereen in Libanon, zijn alleen Syrische taxi’s. Tijdens zijn ontbijt de volgende dag kwam een groep boze jongemannen op hem af. Hij kreeg de waarschuwing zich niet meer te laten zien in hun wijk, omdat anders zijn taxi meer ’ongelukken’ te wachten zouden staan.
„Als het zo doorgaat, kom ik waarschijnlijk niet meer terug naar Libanon”, zegt de 38-jarige Toja. Hij staat te midden van zijn collega’s bij het station Charles Helou, Beiroets belangrijkste verzamelpunt voor taxi’s van en naar Syrië en Jordanië. Het dagelijks verkeer tussen Beiroet en bestemmingen in Syrië is van zo’n 140 taxi’s met vijf passagiers gedaald naar zo’n dertig taxi’s met twee passagiers.
Honderdduizenden Syrische arbeiders zitten momenteel in dezelfde spagaat als Toja. Ze werken graag in Libanon vanwege de hogere lonen, maar vrezen de haat van de Libanezen.
Er zijn genoeg redenen om bang te zijn. Massale demonstraties leidden tot de val van de pro-Syrische regering en de aanwezigheid van de ongeveer vijftienduizend Syrische troepen staat zwaar onder druk, niet alleen in Libanon maar ook ver daarbuiten.
Tientallen aanhangers van Hariri raakten slaags met Syrische arbeiders in de zuidelijke stad Sidon, de thuishaven van Hariri. Uiteindelijk viel het nog mee, vijf Syriërs raakten lichtgewond. In het noordelijke Minye vlogen 23 tenten waarin tientallen Syriërs woonden in brand. De oorzaak is onbekend, maar in deze geladen atmosfeer zijn zulke incidenten olie op het vuur, terecht of niet.
De recente afkeer vermengt zich met het doorsnee wereldwijde wantrouwen tegen buitenlandse arbeiders. Veel Libanezen klagen dat Syriërs hun banen inpikken door voor minder geld te werken. „Mijn klanten klagen dat Syriërs dezelfde kleren aanbieden voor minder geld”, zegt de Libanese kledingwinkeleigenaar Mahmoud Diya boos. De Syrische handelaars zitten buiten, voor zijn winkel. Ze betalen geen huur en geen elektriciteit.
Libanese oppositieleiders riepen op tot verdraagzaamheid jegens Syrische arbeiders, bang als ze zijn voor Syrische vergeldingsacties. In een gezamenlijke verklaring veroordeelden intellectuelen en mensenrechtenactivisten de aanwezigheid van de Syrische troepen, maar ze spraken ook hun afschuw uit over de aanvallen op Syrische arbeiders.
Hoe dan ook, velen van hen zegden hun baan op, pakten hun koffers en vertrokken naar het oosten, naar huis. In sommige wijken van Beiroet, waar tot voor kort nog honderden Syriërs kwamen opdagen als er tijdelijk werk te verkrijgen was, verzamelden zich onlangs nog maar een stuk of tien werkzoekenden.
Schoenpoetser Mustafa Sikhni blijft. Het is de enige manier om goed voor zijn twee vrouwen, dochter en zoon te zorgen. „Zowel hier als in Syrië is er werk”, zei Sikhni, die al acht jaar in Libanon woont. „Maar in Libanon is er meer geld.”