Rol Augburgse Confessie in Nederland belicht
Veel gemeenten belijden wekelijks gezamenlijk het geloof. Katholiek of protestants, de woorden van de Twaalf Artikelen zijn overbekend en velen kunnen ze in hun hart of hardop meezeggen met de kerk van alle tijden en alle plaatsen. Maar spelen de belijdeniswoorden ook een rol in het dagelijks leven?
Een soortgelijke vraag stelt Martin van Wijngaarden , maar dan specifiek over de geloofsgemeenschap van de lutheranen in Nederland en over de rol die de zogenoemde Augsburgse Confessie speelde en speelt in de lutherse cultuur. Van Wijngaarden is predikant en kerkhistoricus en publiceerde al eerder over Luther en het lutheranisme in de Nederlanden.
De Augsburgse Confessie, geschreven door Philipp Melanchthon, werd op 25 juni 1530 op de Rijksdag in Augsburg (vandaar de naam) voorgelezen aan keizer Karel V. Het was een verdediging van de theologische standpunten van de jonge geloofsgemeenschap die zich achter de 95 stellingen van Luther schaarde. Het geloof wordt opvallend nuchter en nederig beleden. Niet als een ultieme waarheid, maar met de formulering: ”Bij ons wordt geleerd…” Die leer moet voortdurend worden getoetst aan de Bijbel, het enige geschrift met blijvende autoriteit. De eigen belijdenis wordt zo onder het gezag van de Bijbel geplaatst en dus ook onderworpen aan kritische benaderingen en voortschrijdend inzicht. Het geeft de lutherse theologie een verfrissend bewustzijn van eigen beperktheid en biedt ruimte voor vitaliteit.
Hoewel in andere landen meer lutherse belijdenisgeschriften een rol spelen, beperkten de Nederlandse lutheranen zich altijd tot de Augsburgse Confessie en de catechismus van Luther. Die twee zijn qua rol vergelijkbaar met de Drie Formulieren van Enigheid bij de calvinisten. Niet zo gek dus, dat Van Wijngaarden studie maakte van de rol van juist dit belijdenisgeschrift.
„De Nederlandse lutheranen beperkten zich altijd tot de Augsburgse Confessie en de catechismus van Luther”
Zelfbewust
Na ontstaan en inhoud te hebben geschetst, volgt hij chronologisch (het functioneren van) de Augsburgse Confessie in het Nederlandse lutheranisme. Er worden prenten en afbeeldingen uit de 16e en 17e eeuw besproken, die het lutherse belijden beschrijven of verdedigen, maar er ook zelfbewust mee omgaan. Men maakte elementen eruit passend voor de (theologische) discussie en context waarin de confessie aangehaald werd. Ook meer persoonlijk getinte kunstwerken passeren de revue en schetsen de Rotterdamse gemeente in de 18e eeuw met haar diaconale activiteiten en kerkelijke cultuur.
De belijdenisgeschriften figureerden ook in een richtingenstrijd in luthers Nederland. De meer orthodoxe gemeenten wilden hun theologie, net als in andere Europese landen, enten op meer geschriften en verzorgden een Nederlandstalige uitgave van het Concordantiënboek. Onder leiding van de Amsterdamse lutherse gemeenschap koos men ervoor de lutherse traditie te blijven baseren op slechts de Augsburgse Confessie en Luthers catechismus. Pas tijdens de bezinning op de religieuze wortels in het Samen op Weg-proces is er hernieuwde aandacht voor (en uitgave van) die andere vroege lutherse bronnen.
De omgang met invloeden van de verlichting, geïntroduceerd door een nieuwe generatie predikanten, wordt besproken aan de hand van een zogenaamde ”schuitpraet”: een (fictief) gesprek in een trekschuit. In drie gesprekken discussiëren de gereformeerde Johannes en de lutherse Martinus met elkaar over zitplaatsengeld, de preeklengte en actuele theologische thema’s uit de 18e eeuw. Door zijn gespreksanalyse laat Van Wijngaarden zien wat er speelde in (Rotterdamse) lutherse kringen in het laatste deel van de 18e eeuw en schetst hij meteen een beeld van die tijd en de manier waarop gewone kerkgangers omgingen met zulke zaken.
„Luther en de zijnen vonden geloof uiteindelijk een zaak van het individu”
In de 19e eeuw veranderde de positie van de luthersen in Nederland. Ooit slechts gedoogd, werden ze nu een gerespecteerd deel van de ontstane protestantse zuil in het jonge Koninkrijk der Nederlanden. De strijd tussen vrijzinnigen en orthodoxen bleef daarbij voortduren. Deels parallel aan het Reveil maakte ook een lutherse stroming zich, met nadrukkelijk beroep op de Augsburgse Confessie, sterk voor rechtzinnige prediking en traditionele waarden. Mag het kerkbestuur daarbij opzicht over de prediking voeren? De ”modernen” meenden dat de kern van het protestantisme ligt in ieders vrije geweten. Luther en de zijnen verzetten zich immers juist tegen het gezag dat de kerk opeiste en vonden geloof uiteindelijk een zaak van het individu.
Kerkenfusie
Het slothoofdstuk draait om ontwikkelingen in de 20e eeuw en de manier waarop men aan lutherse zijde omging met (de voorbereiding op) de kerkenfusie van 2004. Dit boeiende hoofdstuk onderstreept hoe belangrijk de geest (en niet de strikte, feilbare letter) van de Augsburge Confessie voor het lutheranisme is: Luthers kerngedachte dat ieder mens zijn geloof moet baseren op Gods Woord alleen en op de openbaring van Jezus Christus daarin. Dat vereist een voortdurend actualiseren van het belijden en een kritische grondhouding ten opzichte van kerkelijk gezag en een van bovenaf opgelegde leer, of die nu rooms, gereformeerd of luthers is.
Absoluut duidelijk wordt: de Augsburgse Confessie was de afgelopen eeuwen van fundamenteel belang voor lutherse gelovigen en hun cultuur in Nederland. Van Wijngaarden geeft daar een informatieve en vaak boeiende inkijk in. Hij is soms wat wijdlopig en aardig wat foutjes zijn in de tekst onopgemerkt gebleven, maar niettemin is deze wetenschappelijke uitgave met zijn vele voetnoten ook voor niet-wetenschappers zeer leesbaar. Er wordt een boeiend deel van de Nederlandse kerkgeschiedenis afgestoft. Dat is, naast interessant, ook een appel om te reflecteren op de formulering en rol van het eigen belijden en de omgang met Schriftgezag en theologische (on)feilbaarheid.
Nederlandse Lutheranen en hun omgang met de Augsburgse Confessie, Martin L. van Wijngaarden; uitg. Eburon; 211 blz.; € 25,00