Oud goud – gesprekken met musici: organist Ewald Kooiman
Net als eerdere jaren, diept de muziekredactie deze zomermaanden een serie oude interviews met musici op uit het archief van de krant. Onder de noemer ”Oud goud” krijgen de gesprekken met dirigenten, organisten en een cellist een nieuw leven. Vandaag deel 7: Evert van Dijkhuizen had in juni 2008 ter gelegenheid van diens 70e verjaardag een interview met organist Ewald Kooiman (1938-2009), met als kop ”Elke noot telt”. „Ik dwing de mensen te luisteren.”
Hij is bezig voor de derde keer alle orgelwerken van Bach op te nemen. Een unieke prestatie. Maar hij speelt ook al 36 jaar elke zondagochtend de kerkdienst in het VU-ziekenhuis. Vaak voor tien, vijftien mensen. Prof. dr. Ewald Kooiman –hij wordt eind volgende week zeventig jaar– gaat zijn eigen weg als organist. „Ik doe graag de dingen waarin ik zelf geloof.”
Het tuinpad achter de middenwoning in Hoofddorp voert naar een uitgebouwde schuur. Binnen staan twee orgels. Links een tweeklaviers pijporgel met twee stemmen: een houten en een metalen Holpijp. Ideaal voor het fijne werk. Rechts een drieklaviers Johannus. Niet dat Ewald Kooiman er vaak op speelt. „Alleen als ik met een groot werk, van Reger bijvoorbeeld, bezig ben. Dan is zo’n instrument wel handig voor de klank.” Verder wordt het dagelijkse domein van Kooiman gedomineerd door boeken, cd’s en bladmuziek. Opvallend is de skippybal. „Zo’n ding zit heerlijk.”
Het gerenommeerde ”Lexikon der Orgel” laat er geen misverstand over bestaan: Ewald Kooiman geldt als „een van de meest markante organisten, orgelpedagogen en orgelwetenschappers van deze tijd.” Daarom is het niet verwonderlijk dat zijn zeventigste verjaardag wordt gevierd met een orgelsymposium op vrijdag 13 juni op de Vrije Universiteit én met een feestbundel, getiteld ”Pro Organo Pleno”. De bundel staat onder redactie van Bachkenner Christoph Wolff en de Nederlandse muziekwetenschappers dr. Jan Luth en dr. Hans Fidom. Op het symposium klinkt orgelspel van onder anderen Jos van der Kooy, die de compositie ”Zeventig akkoorden voor Ewald” van Piet Kee, oud-docent van Kooiman, zal uitvoeren.
Oorverdovende stilte
Een van de activiteiten waar Kooiman de afgelopen decennia naam mee heeft gemaakt, is het uitgeven van onbekende orgelmuziek. „Toen ik zelf orgel studeerde, was het zo dat de serieuze orgelmuziek bij Bach ophield. Daarna viel er een oorverdovende stilte en dan begon het weer bij Reger of, als je heel erg puriteins was, bij Distler. Ik heb dat nooit geloofd. Daarom ben ik in bibliotheken op zoek gegaan naar orgelmuziek tussen Bach en Mendelssohn. Ik maakte er een serie radio-uitzendingen voor de NCRV van; die sloeg enorm aan. Mede omdat velen de scherpe klank van neobarokke orgels en muziek inmiddels zat waren.”
Kooimans ontdekkingen verschenen in de serie ”Incognito Organo”, uitgegeven door Harmonia. De bundels worden nog steeds veelvuldig gebruikt als lesmateriaal, tot in Amerika toe, maar kregen vanaf het begin ook kritiek, omdat het om tweederangs muziek zou gaan. „Een collega zei ooit tegen me: Dat spul bestaat toch niet, dat verzin je toch zeker zelf?”
Ooit maakte Kooiman een geruchtmakende langspeelplaat met muziek van Jan Zwart en tijdgenoten op het orgel van de Kamper Bovenkerk. De kritiek was niet mis. „De puriteinen vroegen zich af of ik gek was geworden en de Jan Zwartfanaten zeiden: Laat hij met zijn vingers van onze handel afblijven.” Kooiman lacht er smakelijk om. „Ik heb me nooit iets van dit soort kritiek aangetrokken.”
Dan, fel: „Laten we trouwens ophouden met dat gedoe over de Jan Zwartstijl. Die heeft niets te maken met vieze septiemakkoorden en slepend pedaalspel. Jan Zwart was een serieuze musicus, interesseerde zich voor de historische uitvoeringspraktijk, speelde Sweelinck, maar ook Liszt. Hij deed bescheiden over zijn eigen composities. Ik maak ook keuzes in zijn repertoire. Sterke stukken van hem vind ik zijn ”Sombere muziek over Psalm 103” en zijn Fantasie over het Lutherlied.”
Volgens Kooiman is Jan Zwart een dissertatie waard. „Het onderwerp zou kunnen zijn: ”Jan Zwart en de culturele emancipatie van de gereformeerden”. Ik heb een keer bijna iemand zo ver gehad dat hij het oppakte; op het laatste moment haakte hij af. Misschien is het een interessant promotieonderwerp voor iemand in de achterban van het Reformatorisch Dagblad.”
Verdrukking
Hoewel Kooiman veel concerten in Nederland heeft gegeven, lag het zwaartepunt van zijn solistisch optreden in het buitenland. „In ons land is met concerten geen droog brood te verdienen. Dat is nooit anders geweest. Ook de oude garde organisten, zoals Cor Kee, zat hele dagen les te geven om aan geld te komen. In landen als Denemarken en Zweden is het kerkorganistschap een goedbetaald beroep. Tegelijk zie je iets merkwaardigs. Nederland brengt, ondanks de belabberde financiële positie van organisten, steeds weer grote talenten voort, terwijl dat in Denemarken en Zweden niet het geval is. Kennelijk groeit orgeltalent tegen de verdrukking in.”
Dat monumentale orgels in grote stadskerken soms meer zwijgen dan spreken, baart Kooiman zorgen. „Kerken in Arnhem en Den Haag worden niet meer voor erediensten gebruikt en zijn volledig in commerciële handen. In zulke gebouwen moet Gods Woord verkondigd worden! Ik heb ook al een paar keer meegemaakt dat een afgesproken orgelconcert werd afgezegd omdat de kerk voor een betere prijs verhuurd kon worden. Aan de andere kant is het geld gewoon nodig om dergelijke gebouwen in stand te houden. Voorheen betaalde de overheid er flink aan mee, maar dat geld gaat tegenwoordig naar voetbalstadions, onze moderne kathedralen.”
Zelf speelt Kooiman elke zondagochtend de kerkdienst in de kapel van het VU-ziekenhuis in Amsterdam. „Ik doe dit al 36 jaar. Vaak zitten er niet meer dan tien, vijftien mensen. De sfeer is altijd bijzonder, omdat het om zieken, soms ernstig zieken gaat. Het kan hun laatste kerkdienst zijn. Ik zie dit werk als dienstbaarheid. Mijn rol is bescheiden. Ik probeer met mijn spel sfeer te maken. Daar is niets op tegen, als het maar smaakvol gebeurt.”
Jarenlang was Kooiman voorzitter van de stichting Internationaal Orgelfestival Haarlem, die onder meer het wereldberoemde improvisatieconcours organiseert. Nog steeds geeft hij er elke twee jaar masterclasses over de muziek van Bach. „Gevaarlijk werk. Je loopt als docent het risico de grote man uit te hangen, je mening op te leggen aan anderen en dan weer weg te gaan. Uiteraard heb ik mijn visie op Bach, maar ik geef de leerling altijd het recht op een weerwoord.”
Dwingende oproep
Ondanks zijn bijna zeventig jaar is Kooiman bezig voor de derde keer alle orgelwerken van Bach op te nemen. „Ik bespeel dit keer uitsluitend orgels van de gebroeders Silbermann. Het worden veertien cd’s die in een keer zullen verschijnen in 2010. Ik heb er inmiddels vier klaar; ze zijn in een week opgenomen.” Technische beperkingen ervaart de organist niet. „Het spelen gaat me nog steeds gemakkelijk af. Techniek heb ik altijd vreselijk belangrijk gevonden. Veel studeren, want het moet allemaal door die tien vingers en twee voeten gebeuren.” Of deze Bachopnamen anders worden dan de vorige? „Ik hoop het wel, want ik wil mezelf blijven ontwikkelen. Trouwens, ik beluister mijn eigen cd’s zelden.”
Kooiman heeft al jaren een nauwe relatie met de VU. Hij begon er als wetenschappelijk hoofdmedewerker oud-Frans en werd vervolgens hoogleraar orgelbouwkunde. Nog steeds bespeelt hij het Couperinorgel in de aula, dat zeer geschikt is voor Franse barokmuziek. Kooiman noemt zichzelf een „echte literatuurspeler”. „Ik heb wel eens geïmproviseerd, maar ik had niet het gevoel dat ik de luisteraar veel te vertellen had.”
Hoe hij zijn eigen orgelspel typeert? „Als niet-vrijblijvend. Als een dwingende oproep: Let op, elke noot telt!” Robuust ook? „Jazeker. Als ik Reger speel, dan pak ik het orgel aan, alsof ik de dirigent van een groot orkest ben.”