Oud goud – gesprekken met musici: cellist Pieter Wispelwey
Net als eerdere jaren, diept de muziekredactie deze zomermaanden een serie oude interviews met musici op uit het archief van de krant. Onder de noemer ”Oud goud” krijgen de gesprekken met dirigenten, organisten en een cellist een nieuw leven. Vandaag deel 6: Gert de Looze had in november 1998 een interview met cellist Pieter Wispelwey: „Ik kan moeilijk ’s middags middelmatig eten en ’s avonds een goed concert geven.”
De Rus Mstislav Rostropovitsj aarzelde 52 jaar om de cellosuites van Johann Sebastian Bach op de plaat vast te leggen. Pieter Wispelwey waagde het om binnen acht jaar dit hoogtepunt in het cellorepertoire twéé keer op te nemen en deze werken meer dan honderd keer uit te voeren. Het leverde „gloeiende ervaringen” op. De globetrotter bleef onder alle loftuitingen over zijn spel zichzelf, bleef „deemoedig” oefenen, want „muziek moet wortelen in eenvoud en ambacht.”
In de vrieskou aan de voet van de Waaldijk zitten? Pieter Wispelwey weigert resoluut. De overtuigingskracht van de fotograaf wint het echter van de zorg voor de in 1710 door Barak Norman gebouwde violoncello. De kans dat het instrument kouvat, wordt zo klein mogelijk gehouden. Als de stoel klaarstaat, huppelt Wispelwey met zijn cello door het berijpte gras.
Tokio, Toronto, Sydney, Salzburg, Brussel, Haarlem, Londen, Parijs: de carrière van Pieter Wispelwey (36) nam in 1990 een hoge vlucht na zijn eerste opname van Bachs suites voor cello solo. Onlangs volgde de tweede opname. „Ik moet tegenwoordig twee jaar van tevoren aangeven wanneer ik een week vakantie wil. Afgelopen zomer is daar niets van gekomen. Ik was vergeten te vragen wanneer ik even níét mocht spelen. Het geven van concerten maakt echter veel goed. De entourage, de bijzondere plekken waar ik kom, het geanimeerde contact met mensen: het heeft voor mij iets feestelijks.”
Eenvoud
Wispelwey verovert de wereld met Bach, Beethoven, Brahms, Hindemith, Schubert, Kagel en Schnittke. Soloconcerten, recitals met piano, optredens met orkest: de cellist brengt alles, van Bach tot gisteren. Het werk van de Thomascantor heeft de grootste plaats in zijn hart. „Ondanks een ogenschijnlijke eenvoud hoor je in de cellosuites regelmatig Bachs andere werken tussen de noten doorsijpelen. De suites zitten vol motieven en symboliek. Gespeelde noten hebben hun eenvoud, maar wanneer je deze zes werken achter elkaar speelt, ontstaat er vanuit de soberheid, de quasi-aristocratische, bijna elegante muziek een veelzijdige wereld waarin alles aan de orde blijkt te komen.
Ondanks het feit dat er steeds één stem, de cello, aan het woord is, is er een gesprek gaande. De stemmen spreken na elkaar. Er is niet één lijn, maar er zijn verschillende lagen in de muziek aanwezig. Het zijn intrigerende, fascinerende en verheven composities. Als uitvoerder moet je de balans tussen bescheidenheid en diepgang, tussen de elegantie van de dans en de ernst van associaties weten te vinden.”
Eindeloze creativiteit
De uitspraak dat Bach de beste componist aller tijden is, heeft voor Pieter Wispelwey inhoud. „Ik zat net drie deeltjes uit Bachs klavecimbelmuziek en zijn hoboconcert, die ik voor cello bewerkte, te monteren. Weer kwam ik onder de indruk van de verpletterende rijkdom en de eindeloze creativiteit. Wanneer dat me overkomt, kom ik dicht bij het vuur dat in Bachs stukken brandt. Gloeiende ervaringen zijn dat.”
Een van de hoogtepunten in de zes suites voor cello solo is voor de Amsterdamse cellist de Prelude van Suite nr. 4 in Es dur. „De preludes van de eerste drie zijn vrij makkelijk te doorgronden. De eerste begint als eenvoudig muziekdoosje en krijgt een prachtige lading. Nummer twee is een somberder meditatie. De prelude van de derde suite is een windvlaag, een frisse storm. Maar dan nummer vier, een keerpunt. Het is de meest raadselachtige van de zes preludes. Hij begint met een lang orgelpunt, waarna de basnoot gaat zwerven. Wat eerst vaste grond was, wordt drijfzand. Ver van het startpunt gelegen gebieden worden bereikt, doordat Bach steeds andere toonsoorten inbrengt. Het is een extreem stuk, een wereldreis in vier minuten.
Je komt als uitvoerder langs afslagen die je liever niet zou nemen, langs ravijnen die niet aanlokkelijk zijn. Toch moet je door die muziek heen. Het zijn momenten die je als musicus verschillend kunt ”timen” en kleuren. Schijnt de zon of regent het? Is het dag of nacht in zo’n ravijn?”
Doorgeefluik
Sfeer en akoestiek in de zaal bepalen de wijze waarop Wispelwey tijdens een concert een passage inkleurt. „Het belangrijkste van musiceren is dat je luistert, openstaat voor inspiratie, jezelf losmaakt van de noten en als dirigent af en toe ingrijpt in wat gaande is. Dat doe je op een persoonlijke, expressieve manier. Tegelijkertijd moet je het muziekverhaal de kans geven zichzelf te etaleren. Altijd behoor je je als musicus te realiseren dat je ook doorgeefluik bent. Hoe meer Bach in mijn interpretatie doorklinkt, des te beter. Alhoewel ik nooit te weten zal komen hoe het moet klinken, realiseer ik me dat Bachs versie de mooiste was. Ik streef ernaar die te benaderen.”
De cellist geeft jaarlijks zo’n honderd concerten. Hij lijdt niet onder hectiek van het muzikantenbestaan. „Momenten van intense bevrediging en ontspanning brengen kleur. Maaltijden zijn rustpunten. Qua niveau moeten die aansluiten bij het niveau dat ik in het muziek maken probeer te bereiken. Ik zou heel moeilijk ’s middags middelmatig kunnen eten en ’s avonds zo mooi mogelijk spelen. Eten in een goed restaurant, een wandeling door een stad, een halfuur lang op een heuvel genieten van het uitzicht: het is onmisbaar voor het vinden van innerlijke rust als voedingsbodem om goed te kunnen presteren.”
Concerteren is voor Wispelwey geen routineklus. „Ieder concert moet een hoogtepunt zijn. Ik probeer samen met het publiek een subliem moment te beleven, samen een concentratieniveau te bereiken dat zeldzaam is. Er moet tijdens een concert een dwingende kracht zijn, waardoor mensen niet ontkomen aan muziek en echt luisteren.
Mijn opdracht aan het begin van een concert waarin ik Bachs suites speel, is de mensen met de eerste noten mee te nemen naar een onbekend (klank)tijdperk, de achttiende eeuw. Een wereld die afstaat van die waar we op dat moment aanwezig zijn. De sfeer die opgeroepen wordt, is vol van gedachten, gevoelens en associaties.”
Vooroordeel
Wispelwey wijst de suggestie dat Bachs cellomuziek slechts voor een select publiek te doorgronden is, resoluut van de hand. „Niet iedereen komt op het idee naar een concert te gaan, maar wie eenmaal in de zaal zit, ervaart dat deze muziek voor niemand te ingewikkeld is. Het is een vooroordeel dat Bachs composities zwaar op de maag liggen.
De ruim drie uur durende concerten waarin ik alle suites achter elkaar speel, trekken meer publiek dan gewone optredens. Mensen zijn nieuwsgierig naar dit soort ervaringen van concentratie en intimiteit. Ze hebben geen discotheek of symfonieorkest nodig.”
De cellist merkt tijdens zo’n marathon geen verslapping bij het publiek. Gekuch of geschuifel op stoelen is niet aan de orde. „Vaak hoor ik na afloop de verzuchting slaken dat het jammer is dat Bach niet meer suites heeft geschreven. Die interesse ontmoet ik in alle culturen. In Buenos Aires speelde ik voor 3500 man. Ze hebben urenlang muisstil naar die ene barokcello geluisterd, een onvergetelijke ervaring. Zo aangrijpend zijn Bachs cellosuites. In Korea en Japan, waar het publiek een stuk jonger is dan in het Westen, ontmoette ik enorme gretigheid en onbegrensd enthousiasme.”
Sympathie
„Het is overigens niet zo dat de bestbetaalde concerten de leukste zijn. Het benefietconcert dat ik kortgeleden in de gerestaureerde Amsterdamse Noorderkerk gaf, was een van de leukste. Je hoeft maar naar deze kerk te kijken of je houdt van het gebouw. Het is uitnodigend, menselijk qua vormgeving, sympathiek en tegelijkertijd verheven. Ik heb het geluk de muren van de Noorderkerk op een paar meter afstand van mijn huis te hebben. Als ik wil, kan ik meeluisteren met de preek. Ik ga zondags zeker nog een keer een dienst bijwonen.
Ik speelde ooit in een ijskoude en onverlichte zaal in Peking voor achthonderd studenten het celloconcert van Haydn. Als toegift koos ik delen uit Bachs suites. Het intense luisteren, de ademloze concentratie en de sympathie die ik in de ogen van de studenten las, ontroerden me diep. Ik wist nauwelijks iets uit te brengen. Zo’n ervaring geeft glans aan m’n werk. Het maakt het ontbreken van regelmaat en vakantie goed.”
Pieter Wispelwey probeert zijn idealen in de concerten te stoppen. Datzelfde geldt voor zijn cd’s. Dagenlang is hij samen met producer Sacks van het bescheiden label Channel Classics in de studio bezig met het beluisteren en monteren van de opnamen. „Mijn hechte relatie met Sacks heeft alle aanvallen van de commercie, de grote platenmaatschappijen doorstaan. Uitnodigingen voor gesprekken heb ik voor kennisgeving aangenomen, omdat ik het gevoel heb dat ik er in artistiek opzicht niet op vooruit ga. Ik vrees dat ik bij een groot label na de opname nauwelijks invloed op het eindproduct heb. Ik geloof namelijk niet in producers die roepen dat afstand van de muziek nodig is om de goede keuzes te kunnen maken. De duizenden uren die ik in het nadenken over muziek heb gestoken, resulteren in een intense relatie met de muziek. Ik ken zo veel meer details dan producers en weet exact wat ik wil horen.”
Ambachtelijk
Wispelwey teert niet alleen op het geven van concerten en opnamen. „M’n zeventiende-eeuwse Amsterdamse woning is een serene plek, waar ik graag vertoef. Ik kan intens van het studeren genieten. Als baby was ik al gegrepen door de cello. In mijn ouderlijk huis repeteerde wekelijks een strijkkwartet. Een vriend van m’n vader speelde cello. Ik mocht erbij zijn, omdat ik toch muisstil zat. Wat me intrigeert in het bespelen van een cello, is dat het een bescheiden, nederige ambachtelijke bezigheid is. Het bespelen van een instrument is handwerk.”
Al twintig jaar heeft Pieter Wispelwey Bachs suites in zijn hoofd zitten. Toch neemt hij ze drie keer per jaar grondig door. „Ik probeer ze dan opnieuw in de verf te zetten. Ik studeer met een scherp oor voor nieuwe ingevingen, in de hoop nieuwe details aan mijn uitvoering toe te voegen, want voor je het weet, ben je routineus bezig.”
De cellist heeft woeste plannen. Over vijf jaar wil hij een box met zes cd’s op de markt brengen, waarin hij drie verschillende opnamen van Bachs cellosuites presenteert; een in een klein kerkje, de tweede in een middelgrote concertzaal, de laatste in een grote ruimte. „Ik wil daarmee laten horen welke invloed omstandigheden hebben en hoeveel rek er in tempo en interpretatie zitten. Het is belachelijk te menen ooit een definitieve versie van de cellosuites van Bach te maken.”
De aarzeling van Rostropovitsj om deze muziek op te nemen, is de Amsterdamse cellist vreemd. „Die verkramping heb ik nooit gekend. Op het moment dat je met de allerhoogste ambities aan zoiets begint, zul je stranden. Als gewoon in de muziek niet goed genoeg is, klopt er iets niet. Je moet namelijk starten met eenvoud en bescheidenheid. Muziek moet wortelen in die eenvoud en in ambacht.”