Meditatie: Met blijdschap reizen
Ons leven is een reis. Het beginpunt is onze geboorte. Het eindpunt van de levensreis is onze sterfdag. Daarna begint de eeuwigheid met een tweeërlei bestemming: de hel of de hemel. Eeuwig wel of eeuwig wee.
Van de Moorman lezen we dat hij zijn weg met blijdschap reist. Alles wat zijn hart begeert, heeft hij. Toch is hij niet echt blij en gelukkig. Het blijft leeg in zijn ziel. Want er is iets gebeurd: een wonder van Gods genade. Hij hoort mensen in zijn land praten over de God van Israël. Geleidelijk aan is er in zijn ziel liefde tot deze voor hem onbekende God gegroeid. Dat werkt de Pinkstergeest. Daarom wil deze heiden God beter leren kennen, ja, hij wil Hem ontmoeten, in Zijn huis in de tempel, te Jeruzalem. Hij gaat op weg naar de hoofdstad van Israël… om de God van de Joden te aanbidden.
„Reizen wij onze weg, ook in deze vakantieperiode, met blijdschap?”
Maar wat valt het tegen! Hij mag niet eens in de tempel komen. Heidenen moeten buiten blijven staan. Hij hoort niet bij het Joodse volk. Wat teleurstellend. Terwijl hij er zo veel van verwacht. Hij ziet mooie dingen, de tempel, de priesters en de offers, maar zijn hart blijft leeg. Waarom? Omdat hij daar God niet ontmoet. Zonder Zijn gunst en gemeenschap blijft zijn ziel leeg. Inmiddels is hij op de terugweg. Moedeloos leest hij een stukje uit een boekrol, die hij in de stad heeft gekocht. Het is een gedeelte uit de profetie van Jesaja. Hij leest hardop. Over een lam, dat geslacht is. Als het geslacht wordt, is het stil, zoals een schaap dat geschoren wordt. Wie is dat toch? denkt hij. Over wie gaat het in dit stukje in de Bijbel? Opeens een stem: „Verstaat gij ook hetgeen gij leest?” Het is de stem van Filippus, de diaken. De Heere roept Zijn knecht naar de eenzame weg die van Jeruzalem naar Gaza afdaalt. Als hij daar komt, hoort hij de kamerling lezen. Het duurt niet lang of hij zit naast hem op zijn koets. Dan evangeliseert hij Jezus. Hij is het van Wie de profeet schrijft. Gods Zoon, de Heere Jezus Christus, wilde sterven om voor Zijn kinderen de straf te dragen. Zijn Naam is __ Jezus, dat is Zaligmaker.
Daar zit die belangrijke man uit Morenland. De stad van God ligt achter hem, het Woord van God ligt voor hem. Naast hem zit de knecht van God. Maar in zijn hart is de Geest van God. Die verheerlijkt een liefdesbetrekking op de God van Israël. De Geest geeft zelfkennis. God de Heilige Geest leert hem ook Wie de Heere Jezus is. Hij wil ook zíjn Zaligmaker zijn. Hij kan en wil ook hem verlossen van zijn zonden. Nadat hij zijn geloof van harte belijdt, wordt hij gedoopt. Het is een bevestiging en verzekering dat hij deel heeft aan Christus en al Zijn weldaden. Kunt u begrijpen dat hij terugreist naar zijn vaderland, met blijdschap? Blij in God. Blij door het geloof in de Heere Jezus Christus. Blij als vrucht van de Geest van Christus. Welk een vreugde in God. Reizen wij onze weg, ook in deze vakantieperiode, met blijdschap? Nee, het gaat niet over de blijdschap van de wereld. Die gaat voorbij. Het is ook niet de oppervlakkige vreugde, waarbij verbrokenheid en schuldverslagenheid ontbreken. Het gaat om de blijdschap ín de Heere_,_ gewerkt door Zijn Geest, als verdienste van het volkomen Offer van Jezus Christus.