Aanslag op Trump is herhaling van geschiedenis
Amerikaanse presidenten behoren tot de best beveiligde mensen ter wereld. Dat was echter niet altijd het geval, waardoor 8 van de 46 staatshoofden het doelwit werden van een aanslag. Ook meerdere presidentskandidaten werden het slachtoffer van geweld. Enkele in het oog springende voorbeelden.
1835: Andrew Jackson
Jackson werd de eerste president die te maken kreeg met een moordpoging. Schilder Richard Lawrence probeerde hem met twee verschillende pistolen dood te schieten, maar beide wapens weigerden. De 67-jarige Jackson schakelde Lawrence zelf uit met zijn wandelstok.
1865: Abraham Lincoln
In 1865 werd Abraham Lincoln, de afschaffer van de slavernij, vermoord door John Booth, een fervent voorstander van de slavernij. Aanvankelijk was zijn plan Lincoln te kidnappen en hem uit te ruilen voor gevangenen uit de zuidelijke staten, maar nadat Lincoln stemrecht voor zwarte mensen had bepleit, veranderde hij van plan. Tijdens een theatershow benaderde Booth Lincoln van achteren en doodde hem met een schot in het hoofd.
1901: William McKinley
Na Lincoln werd in 1881 ook James Garfield vermoord. De moord op McKinley zorgde echter pas voor veranderingen in de beveiliging van presidenten. Anarchist Leon Czolgosz schoot twee keer op McKinley. De eerste kogel ketste af op een knoop of medaille, de tweede veroorzaakte een dodelijke verwonding. Daarna gaf het Congres de Secret Service de opdracht de president –en later ook presidentskandidaten– te beschermen.
1933: Franklin Delano Roosevelt
De nog niet ingezworen Roosevelt werd in een open auto beschoten door de antikapitalistische immigrant Guiseppe Zangara. Roosevelt bleef ongedeerd; de beschieting kostte de burgemeester van Chicago, Anton Cermak, zijn leven.
1950: Harry Truman
Truman werd in 1950 wreed gestoord tijdens zijn middagslaap. Twee Puerto Ricaanse nationalisten openden het vuur op Secret Serviceagenten, met als doel Truman uiteindelijk te vermoorden. Truman stak zijn hoofd uit het raam om te kijken wat er was, maar werd net op tijd door zijn beveiligers naar de grond gedwongen om een dodelijke afloop te voorkomen.
1963: John F. Kennedy
Net als Roosevelt werd John F. Kennedy beschoten in een open auto. Lee Harvey Oswald schoot hem in zijn rug en hoofd. Kennedy overleed vrijwel direct. Over de moord op de Democraat doen complottheorieën de ronde. Zijn neef en huidige presidentskandidaat Robert F. Kennedy Jr. is van mening dat de CIA bij de aanslag betrokken was. Hiervoor is nooit bewijs geleverd. Voor de familie Kennedy was het niet het laatste verlies; Robert F. Kennedy Sr. (vader van Jr.) werd als presidentskandidaat in 1968 vermoord na een toespraak.
1981: Ronald Reagan
John Hinckley Jr. was tot dit weekend de laatste pleger van een aanslag op een Amerikaanse president(skandidaat). Om indruk te maken op een actrice poogde hij Ronald Reagan te vermoorden. De later als ontoerekeningsvatbaar bestempelde Hinckley verwondde vijf mensen, van wie één dodelijk. Reagan werd geraakt in zijn linkeroksel door een wegspringende kogel, maar overleefde de aanslag.