Konstanz eert ter dood gebrachte kerkhervormer
De Boheemse kerkhervormer Johannes Hus werd in juli 1415 als ketter veroordeeld en verbrand. In de Zuid-Duitse stad Konstanz zijn ze hem nog niet vergeten. Een steen, een monument en een huis houden de herinnering levend.
Als een grote zwerfkei, verdwaald in een plantsoen in een naoorlogse buitenwijk van Konstanz, ligt een gedenksteen met gouden letters erop: ”Johannes Hus. 6 juli 1415”. Sinds 1862, toen het monument na jarenlange discussies eindelijk een plek kreeg in de toen nog onbewoonde velden rond de stad, wordt Hus jaarlijks herdacht. Dit is de meest waarschijnlijke plek, denken historici, waar Hus tijdens het Concilie van Konstanz (1414-1418) om zijn leer en verzet tegen de paus ter dood werd gebracht.
Even verderop staat nog een monument voor de reformator, een zandstenen zuil, die herinnert aan de vlammen van de brandstapel. De as van Jan Hus werd na zijn dood uitgestrooid over de Rijn.
Tsjechen
De geschiedenis van Hus, die de middeleeuwse kerk wilde hervormen, wordt vooral in het Hus-Haus verteld. Daar, in de schaduw van de Schnetzpoort, staat het pand waarvan lang werd gedacht dat Hus er verbleef toen hij terechtstond op het concilie. De Praagse Husvereniging kocht het gebouw in 1923 en maakte er meteen een museum van. Later bleek uit historisch onderzoek dat Hus niet op nummer 64 van de huidige Hussenstraße woonde, maar wat verderop, op nummer 22. Ze hebben het maar zo gelaten.
Elk jaar bezoeken zo’n 15.000 gasten het kleinste museum van Konstanz. Veel Tsjechen ook, die Hus vooral als vrijheidsstrijder zien. Een gedenksteen aan de gevel, met een portret van de „Boheemse reformator magister Johannes Hus” erop, vermeldt in twee talen –Tsjechisch en Duits– dat „zijn landgenoten” het monument aan hem hebben „opgedragen”.
Binnen gaat de geschiedenis verder: Johannes Hus wordt omstreeks 1370 geboren in het dorpje Husinec, in het zuiden van Bohemen. Vanaf zijn zestiende bezoekt hij de Karelsuniversiteit in Praag, waar hij zich specialiseert in grammatica, filosofie en theologie. Hus vertaalt de Bijbel in de volkstaal, houdt jaarlijks zo’n 280 preken, en pleit voor kerkelijke hervormingen. De paus kan alleen plaatsvervanger van Christus zijn als hij volgens Diens geboden leeft; anders is hij een antichrist.
De eenheid van de kerk wordt vooral geholpen door afwijkende meningen –zoals die van Hus– de kop in te drukken, gelooft de paus. Hus, die een vrijgeleide van keizer Sigismund krijgt, moet naar het Concilie van Konstanz komen om zich te verdedigen. Het wordt een zegetocht: overal staan mensen langs de kant van de weg om Hus met eigen ogen te zien. In Neurenberg verspreidt zich het gerucht dat het gevaarlijk is om met deze „ketter” te praten, omdat hij „gedachten zou kunnen lezen”, leert de expositie. Het weerhoudt de stadsraad niet om een openbaar debat te organiseren, dat Hus glansrijk wint.
Hus schrijft zijn vrienden in Praag dat hij nooit undercover reist, maar in elke herberg waar hij overnacht een papier met de Tien Geboden overhandigt of ophangt.
Papieren hoed
Eenmaal in Konstanz, voelen meer dan honderd bisschoppen en andere geestelijken Hus aan de tand over zijn denkbeelden. De plek is nog aan te wijzen: aan de rand van de Bodensee staat het ”Konzilgebäude”, nu een restaurant, waar je ”Konzil Schnitzel” of een Alpensalade kunt bestellen. Omdat Hus niet wil herroepen, veroordeelt het concilie hem ter dood.
Tijdens zijn gang naar de brandstapel draagt de Boheemse hervormer een papieren hoed met daarop drie duivels afgebeeld: het teken van ketterij. Hij wordt op 6 juli 1415 verbrand.
Maar daarmee is het niet afgelopen. Hus krijgt, aldus de tentoonstelling, een „tweede leven”. Aan het begin van de zestiende eeuw ontdekken kerkhervormers als Maarten Luther zijn ideeën. „De erfenis van Hus was constant aanwezig in de omgeving van het Duitse protestantisme”, meldt een bordje in het museum. Er hangt een groepsportret, met Luther, Calvijn, Zwingli, Melanchthon en andere reformatoren erop. Hus hoort ook bij de familie, als een vader met zijn nageslacht.