Museumtrein stoomt door
Met een stoomtrein door een mooi landschap rijden. Voor veel mensen een leuk dagje uit. Maar kan dat wel op een duurzame manier? „Om het erfgoed te behouden moet het niet stilstaan.”
In de werkplaats van smalspoormuseum Stoomtrein Katwijk Leiden in Valkenburg is het een drukte van belang. Vrijwilligers sleutelen aan wagons. Het onderstel van een locomotief wordt opgeknapt. Iets verderop ligt de ketel. De geur van smeerolie overheerst. In het gebouw ernaast staan tal van maquettes met landschappen en miniatuurtreinen. Op panelen is uitleg te zien over de historie van de treinen en het gebruik van railvervoer in onder andere fabrieken. Op het buitenterrein staan meerdere oude wagons. Rond de naastgelegen recreatieplas ligt een 3 kilometer lang smalspoor, een baan van 70 centimeter breed. Op deze baan, die in 1992 speciaal voor het museum werd aangelegd, rijden tussen Pasen en september elk weekend historische treinen.
„Je moet de geschiedenis beleven”, zegt Pieter van der Ham (68). De inwoner van Wassenaar was jarenlang voorzitter van het museum en is nu voorzitter van de vereniging Historisch Railvervoer Nederland (HRN), een belangengroep waar dertig musea en verenigingen voor historische treinen bij zijn aangesloten. Hij werd als dertienjarige vrijwilliger. „Bij de Stoomtrein Katwijk Leiden hebben we 160 vrijwilligers, onder wie veel jonge mensen. Ze vinden het aantrekkelijk om met elkaar iets nuttigs te doen.”
De medewerkers knappen de ongeveer 350 voertuigen van het museum op, rijden als machinist of conducteur mee op de trein en ontvangen gasten. „We krijgen jaarlijks 30.000 tot 35.000 bezoekers.” Volgens Van der Ham zijn er onder hen relatief weinig buitenlandse toeristen. Vooral Nederlanders weten het museum te vinden. „Zij maken er een speciaal dagje van om met de stoomtrein te rijden en het museum te bezoeken.”
Aangelegde banen
Van de dertig bij HRN aangesloten organisaties rijden er ongeveer tien met stoomtreinen. De andere rijden op diesel of hebben trams. Drie organisaties, in Katwijk, Rijssen en Ouddorp, rijden op speciaal aangelegde banen. De andere maken gebruik van het hoofdrailnet of van sporen die niet meer in gebruik zijn bij de Nederlandse Spoorwegen en nu door musea worden geëxploiteerd. In grote steden maken historische trams gebruik van de lijnen van de normale vervoerders. Gedeeltelijk gaat het om smalspoor. Op veel plekken is dat 60 of 70 centimeter breed en in Ouddorp 106,7 centimeter. In andere gevallen betreft het normaalspoor, met een vaste breedte van 143,5 centimeter.
Diverse organisaties hebben op de plek waar ze hun treinen opknappen een museum. Soms gaat het om een kleine expositie in een stationsgebouwtje. In andere gevallen, zoals in Katwijk, betreft het een veel groter geheel, dat is ondergebracht in historische of nagebouwde panden. Is het vanwege de uitstoot van schadelijke stoffen niet beter om de treinen in een museum stil te laten staan? „Het publiek wil de historische techniek in werking zien. In een stilstaande stoomtrein zit geen enkele beleving. We willen het complete verhaal vertellen. De historie, de techniek, de gebouwen en de atmosfeer. En daarvoor moeten we wel blijven rijden.”
Een stoomtrein is nooit klimaatneutraal te krijgen, zegt Van der Ham. „In de toekomst is er misschien een uitzondering nodig op emissieregels om te kunnen blijven rijden. Bij de Europese Unie wordt al gewerkt aan die uitzondering.” Voor het rijden met een stoomtrein zijn kolen nodig. „We proberen wel zo zuinig mogelijk te stoken. En wat er uit de schoorsteen komt, is voor het grootste deel niet-schadelijke waterdamp.” Hier en daar wordt de techniek aangepast om schade aan het milieu te verminderen. Dat gebeurt wel zorgvuldig. „De oude techniek moet intact blijven.” Van der Ham wijst erop dat veel materieel honderd jaar of ouder is. De kwaliteit is degelijk. „Het materieel hoeft niet na een paar jaar naar de schroothoop. Dat is bij moderne techniek wel zo.”
Veiligheid
Een moeilijkheid waar gebruikers van het hoofdspoornet de komende jaren mee te maken krijgen, is het vervangen van veiligheidssystemen. Momenteel is elke locomotief uitgerust met het treinbeveiligingssysteem ATB, dat onder andere een signaal geeft als er snelheid moet worden geminderd. ATB wordt vervangen door het meer geavanceerde ERTMS-systeem. „Het nieuwe systeem kost voor elke locomotief op het openbare net 1 tot 2 miljoen euro. Dat kan een vereniging niet opbrengen.” HRN overlegt daarom met het ministerie over subsidies.
Steun van plaatselijke of landelijke overheden is voor het in stand houden van de railmusea overigens vrijwel niet nodig. „In Katwijk betalen we erfpacht voor de grond en onder andere ook onroerendezaakbelasting. We krijgen van de gemeente een subsidie die ongeveer gelijk staat aan die kosten. Voor speciale projecten doen we een beroep op culturele fondsen en soms op de gemeente. Maar verder kunnen we ons bedruipen uit kaartverkoop en sponsorgeld.”
De trein in Katwijk rijdt in de zomer elk weekend en soms ook op doordeweekse dagen. Andere organisaties houden er dienstregelingen op na die variëren van dagelijkse ritten tot af en toe een tocht.