Werkgever ziet opstarttijd steeds vaker als werktijd
Werkgevers gaan er steeds vaker toe over om de opstarttijd van hun personeel te betalen. Denk aan het kwartiertje dat medewerkers eerder moeten komen om zich om te kleden, of de computers op te starten.
Verwacht de baas dat je iedere werkdag al ver voor aanvang van je dienst aanwezig bent om de computers op te starten, hygiënische kleding aan te trekken of door collega’s uit de nachtdienst bijgepraat te worden? Steeds meer werkgevers gaan ertoe over om die ”opstarttijd” financieel te compenseren.
Dat blijkt uit een advies van advocaat-generaal Ruth de Bock aan de Hoge Raad. Zij boog zich over de vraag of een callcentermedewerker iedere dag recht heeft op tien minuten extra loondoorbetaling. Die tien minuten moest hij voor aanvang van zijn dienst aanwezig zijn om de computersystemen op te starten die hij voor zijn werk nodig heeft.
In haar advies merkt De Bock op dat het een „actueel onderwerp” is. In de zorg bijvoorbeeld werken veel mensen in ploegendienst. Aan het begin en einde van die diensten is er een overdracht: de dagdienst informeert de avonddienst wat er allemaal is gebeurd en wat er nog te verwachten valt.
De avonddienst informeert de nachtdienst en die praat acht uur later weer met de dagdienst. Sinds kort is in meerdere zorg-cao’s vastgelegd dat die overdracht binnen de arbeidstijd valt.
Medewerkers van universitaire medische centra krijgen volgens hun nieuwste cao een omkleedtoelage van 80 euro bruto per maand – ook al geldt die omkleedtijd niet als werktijd. Ze krijgen de tegemoetkoming omdat ze hun ziekenhuiskloffie aan moeten hebben voor hun werkdag begint.
Buiten de zorg heeft aardappelproducent Cêla Vita in de cao afspraken vastgelegd over de overdrachts- en omkleedtijd. Geneesmiddelenfabrikant Organon vindt omkleedtijd wel werktijd. En medewerkers in de vleeswarenindustrie krijgen op grond van hun cao een vergoeding –in tijd of geld– voor de ”hygiënische handelingen” die zij aan het einde van hun dienst moeten verrichten teneinde proper naar huis te kunnen.
De Bock vond ook meerdere rechtelijke uitspraken over de vergoeding van opstarttijd. Daaruit blijkt dat rechters in zulke rechtszaken ”welwillend” oordelen. Zij vond meerdere uitspraken waarin kantonrechters medewerkers in het gelijk stelden die betaling eisten voor de extra tijd die ze voorafgaand of na hun dienst aanwezig moesten zijn.
Heldere voorwaarden
Uit die zaken komen volgens De Bock een paar heldere voorwaarden naar boven. De medewerker moet duidelijk kunnen aantonen dat de werkgever hem dwingt om ruim voor aanvang van de dienst aanwezig te zijn; thuiswerkers vallen buiten de boot. Hij moet ook aantonen dat hij voor het officiële begin van zijn dienst al handelingen moet verrichten. Slaagt hij daarin, dan kan de opstarttijd voor loonbetaling in aanmerking komen. Van belang lijkt ook dat medewerkers per uur betaald worden.
Terug naar het bewuste callcenterbedrijf, Teleperformance. Bij die Franse multinational werken wereldwijd 500.000 medewerkers. Hoeveel van hen in Nederland hun diensten draaien is niet bekend, vermoedelijk gaat het om enkele duizenden.
„Het is uiteindelijk van belang dat werk altijd betaald wordt” - Elly Heemskerk, FNV-bestuurder
De meeste van hen werken er maar kort: „Met een verloop van meer dan 100 procent per jaar moeten we jaarlijks 4000 tot 4500 mensen in dienst nemen om het aantal werknemers stabiel te houden”, schreef Teleperformance enkele jaren geleden.
De callcentermedewerker begon in 2016 voor het bedrijf. In 2021 startte hij zijn juridische procedure. In datzelfde jaar stelde de kantonrechter hem in het gelijk. Op grond van die uitspraak had de man recht op nabetaling van 2500 euro – inclusief vakantiegeld, een wettelijke verhoging en de wettelijke rente.
Halverwege 2023 kreeg hij opnieuw gelijk, toen van het Hof in Den Haag. Nu buigt de Hoge Raad zich over de zaak. Nog dit jaar wordt een uitspraak verwacht. In de aanloop daarnaar heeft De Bock afgelopen vrijdag haar advies gepubliceerd. Zij oordeelt hard over de argumenten van Teleperformance: niet één houdt stand.
Vakbond FNV noemt het advies van De Bock „een steun in de rug”. De vakbond staat de callcentermedewerker juridisch bij. FNV-bestuurslid Elly Heemskerk: „Voor de FNV is het uiteindelijk van belang dat arbeid altijd betaald wordt. We wachten dan ook vol verwachting op de uitspraak in deze belangrijke zaak.” De man werkt niet meer bij het bedrijf.