PolitiekEuropese verkiezingen

Halen SGP én CU een zetel in Brussel? Dat lijkt onwaarschijnlijk

Voor zowel de ChristenUnie als de SGP staat er bij de Europese verkiezingen van 6 juni veel op het spel. Onzeker is of de partijen hun zetel behouden. Wat valt er te zeggen over hun kansen?

18 May 2024 17:15
De Victorkerk in Apeldoorn als stembureau in 2021. beeld RD, Anton Dommerholt
De Victorkerk in Apeldoorn als stembureau in 2021. beeld RD, Anton Dommerholt

Jarenlang trokken ChristenUnie en SGP in Brussel samen op, beide met één zetel. De verkiezingen voor het Europees Parlement gingen ze in met één kandidatenlijst en één gezamenlijk verkiezingsprogramma. Maar dat is verleden tijd.

De ChristenUnie maakte in 2022 bekend de samenwerking niet te willen voortzetten. Meteen was toen duidelijk dat de ene SGP-zetel in Europa in gevaar was. Gezamenlijk haalden de twee partijen in 2019 twee zetels; één daarvan was een restzetel. Aangezien de ChristenUnie bij landelijke verkiezingen steevast een stuk meer stemmen haalde dan de SGP, leek de kans aanzienlijk dat van de kleine christelijke partijen alleen de CU zou overblijven in Brussel.

Intussen is er echter het nodige veranderd. Ook voor de ChristenUnie is het momenteel namelijk zeer de vraag of de partij haar EP-zetel behoudt. Bij de Provinciale Statenverkiezingen van maart vorig jaar leverde de partij ten opzichte van 2015 bijna 71.000 stemmen. En in november haalde de partij een kleine 139.000 stemmen minder dan bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2021.

Jarenlang deden CU en SGP dus gezamenlijk met één lijst mee aan de EP-verkiezingen mee. Het is daardoor onbekend hoeveel CU’ers en hoeveel SGP’ers bij die verkiezingen op de CU-SGP-combilijst stemden. Toch valt er voor beide partijen wel degelijk iets te zeggen over hun kansen op zetelbehoud.

Opkomst

Eén ding, waar de partijen overigens nauwelijks invloed op hebben, is uiterst belangrijk: de opkomst. Preciezer gezegd, gaat het om het aantal kiezers dat een geldige stem uitbrengt. Dat bepaalt namelijk hoeveel stemmen er nodig zijn voor een zetel. Bij de Europese verkiezingen moeten partijen minstens één volle zetel halen. De eerste zetel mag dus geen restzetel zijn.

In de nieuwe samenstelling van het Europarlement krijgt Nederland 31 van de 720 zetels. Om één volle zetel te halen, is dus 3,23 procent van de stemmen nodig. Als het opkomstpercentage net zo hoog is als in 2019, zijn er ruim 180.000 stemmen nodig. Valt de opkomst hoger uit, dan zijn nog meer stemmen nodig voor een zetel, bijvoorbeeld 190.000 of 200.000. Als de opkomst echter net zo hoog is als bij de EP-verkiezingen van 2014 (ruim 37 procent), zijn ruim 160.000 stemmen voldoende.

CU en SGP moeten dus rekening houden met een flinke bandbreedte, van zo’n 160.000 à 200.000 benodigde stemmen. Hoe reëel is het dat beide partijen die op 6 juni bij elkaar sprokkelen?

Voor het antwoord is het zaak eerst te kijken naar de gezamenlijke stemmenaantallen bij eerdere EP-verkiezingen. De combi CU-SGP haalde toen twee zetels. De vraag is dus of zij er in het verleden in slaagden twee keer 160.000, dan wel 200.000 stemmen te halen, dus 320.000 of 400.000.

Hoogste ooit

Bij de EP-verkiezingen van 2019 haalde de christelijke combi het hoogste stemmenaantal ooit: 375.660. Dat is een groei van bijna 100.000 stemmen sinds de verkiezingen van 2004. Maar gezien het feit dat de ChristenUnie bij recente verkiezingen forse verliezen heeft geleden, lijkt het onwaarschijnlijk dat CU en SGP opgeteld dit keer méér stemmen gaan halen dan in 2019.

Met –opgeteld– hetzelfde stemmenaantal als in 2019, ís het mogelijk dat beide partijen een zetel halen, onder twee voorwaarden. Allereerst mag de opkomst niet veel hoger zijn dan 42 procent, zoals in 2019. Daarnaast moet het stemmenaantal, zeker bij een opkomst van meer dan 40 procent, behoorlijk gelijk zijn verdeeld over de twee partijen. Anders valt een van beide alsnog buiten de boot.

Bij mínder stemmen dan in 2019, is de kans aanzienlijk dat zeker een van beide partijen geen zetel haalt. In theorie kan het zelfs gebeuren dat er 180.000 stemmen nodig zijn, maar beide partijen 179.000 stemmen halen. Samen zouden ze met deze 358.000 stemmen ongetwijfeld twee zetels hebben gehaald, maar afzonderlijk staan ze dan allebei met lege handen.

Meer stemmen

Vrijwel zeker stemden bij eerdere EP-verkiezingen meer CU’ers dan SGP’ers op de combilijst. Daar gingen beide partijen ook vanuit: in 2019 waren achttien van de dertig kandidaten van de gezamenlijke lijst van de CU, en twaalf van de SGP. Bij Tweede Kamerverkiezingen haalde de ChristenUnie ook steevast meer stemmen dan de SGP. Maar bij de Kamerverkiezingen van november 2023 was dat voor het eerst niet het geval; de SGP haalde een kleine 5000 stemmen meer dan de ChristenUnie.

Uitgaande van 180.000 benodigde stemmen, moet de SGP op 6 juni 82,8 procent van het kiezersaantal bij de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen achter zich krijgen. Bij de ChristenUnie is dit nog iets meer: 84,7. Het verleden laat echter zien dat het CU en SGP gezamenlijk nooit lukte om bij EP-verkiezingen méér dan 80 procent van het aantal kiezers van de voorgaande Tweede Kamerverkiezingen achter zich te krijgen bij EP-verkiezingen.

Stellig

Welke van de twee partijen er het beste in slaagt om de achterban bij EP-verkiezingen naar de stembus te krijgen, is door de combilijst uit het verleden lastig te zeggen. Jan Schippers, directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP (WI-SGP), durft er echter wel een uitspraak over te doen. Een stellige zelfs: er komen relatief meer SGP-stemmers dan CU-kiezers naar de stembus bij Europese verkiezingen, vergeleken met Tweede Kamerverkiezingen. Ook stelt hij dat het voor de CU „aanzienlijk moeilijker” zal zijn om zelfstandig een EP-zetel te halen dan voor de SGP.

Schippers heeft verschillende redenen voor die conclusie. De SGP’er vergeleek onder meer de uitslagen van de Kamerverkiezingen van 2006 met die van de Europese verkiezingen van 2009. Schippers constateerde dat de combilijst het bij de Europese verkiezingen relatief beter deed in plaatsen waar de SGP bij de Kamerverkiezingen meer stemmen haalde dan de CU ten opzichte van die plaatsen waar de CU groter was. De WI-directeur keek hiervoor naar het aantal stemmen op de combilijst in vergelijking met het aantal stemmen op de twee partijen bij de landelijke verkiezingen. Zodoende kwam hij tot een ‘terugkompercentage’, al gaat het in werkelijkheid uiteraard niet een-op-een om dezelfde kiezers die al dan niet opnieuw op een partij stemmen. Wat hij zag, was dat in plaatsen waar de SGP bij de eerdere verkiezingen groter was dan de CU, het terugkompercentage hoger lag dan in plaatsen waar de CU groter was dan de SGP. Wel plaatst hij enkele kanttekeningen: de cijfers zijn niet recent en gegevens uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst.

Bieden de cijfers inderdaad aanknopingspunten om te stellen dat het voor de CU een stuk moeilijker zal zijn om een EP-zetel te halen dan voor de SGP? De WI-directeur gaat er hiermee –ondanks zijn eigen kanttekening– vanuit dat de CU áltijd relatief minder kiezers naar de Europese stembus weet te krijgen dan de SGP, ongeacht hoe goed of hoe slecht de CU het bij de Tweede Kamerverkiezingen deed. Bij die verkiezingen fluctueert de score van de CU echter behoorlijk: in 2006 (391.000 stemmen) en 2017 (356.000 stemmen) deed de partij het veel beter dan in 2003 (205.000 stemmen) en 2023 (213.000 stemmen).

Matig resultaat

Berekeningen laten zien dat het terugkompercentage na een goede score bij Kamerverkiezingen lager ligt dan na een matig resultaat. Neem de Europese verkiezingen van 2009. In de gemeenten waar de SGP bij de Kamerverkiezingen van 2006 groter was dan de CU, stemde 67 procent van de SGP- en CU-kiezers op de combilijst van de partijen voor het Europarlement. In de plaatsen waar de CU groter was, lag dit percentage op 54 procent. Ook bij de afgelopen EP-verkiezingen was dit beeld te zien: in de plaatsen waar de SGP bij de Kamerverkiezingen van 2017 groter was, stemde 69 procent van het aantal CU’ers en SGP’ers uit 2017 in 2019 op de combilijst. In de plaatsen waar de CU groter was, lag dit percentage op 63 procent.

Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2003 scoorde de CU echter veel slechter. Dat zorgde voor een ander beeld: bij de EP-verkiezingen van 2004 lag het terugkompercentage in de plaatsen waar de CU groter was dan de SGP, hoger (79 procent) dan in de gemeenten waar de SGP de grootste was geworden in 2003 (78 procent). Ook bij de EP-verkiezingen van 2014 lag het percentage voor de CU hoger (75 procent) dan voor de SGP (73 procent).

Een stembureau in de Grote Kerk in Apeldoorn bij de Tweede Kamerverkiezingen van november 2023. beeld André Dorst

De stelling dat de CU er meer moeite mee heeft dan de SGP om kiezers te mobiliseren bij EP-verkiezingen, ligt dan ook genuanceerder: dat hangt af van de score bij de daaraan voorafgaande Tweede Kamerverkiezingen. De conclusie dat het voor de CU bij de komende EP-verkiezingen „aanzienlijk moeilijker” zal zijn dan de SGP om een zetel te halen, vindt dan ook geen grond in de vergelijking met Kamerverkiezingen.

Een andere reden voor die conclusie ziet Schippers in de „erg grote stemmentrouw” van SGP’ers bij de laatste Provinciale Statenverkiezingen, vergeleken met de Kamerverkiezingen van 2021. Het terugkompercentage was in de acht provincies waar de SGP zelfstandig meedeed bijna 99 procent. Ook hierbij geldt echter dat het terugkompercentage van SGP’ers bij PS-verkiezingen niet altijd hoger is dan dat van CU’ers; herhaaldelijk was het juist andersom. Verder was de kiezerstrouw bij de laatste provinciale verkiezingen onder CU’ers inderdaad lager, maar de partij haalde in de acht provincies waar de SGP zelfstandig meedeed opgeteld wel tienduizenden stemmen meer.

Wolf

Wie wat meer inzoomt op de campagne, ziet wel een paar opvallende verschillende tussen CU en SGP. Zo trekt de SGP alles uit de kast om de EP-zetel van Ruissen te behouden. De partij kiest ervoor expliciet te communiceren dat het heel spannend wordt, om zo kiezers te mobiliseren. Ook heeft Ruissen zich de afgelopen jaren behoorlijk in de kijker gespeeld, bijvoorbeeld op thema’s als landbouw, draagmoederschap en de wolf.

De ChristenUnie voert uiteraard ook campagne, maar was tot nog toe minder zichtbaar. Ook benadrukt de partij niet zo veel als de SGP dat het erop of eronder is, hoewel de kansen van ChristenUnie niet direct groter lijken te zijn. Een ander verschil is dat het zittende EP-lid voor de ChristenUnie, Anja Haga, nog geen jaar lid is van het Europarlement. Zodoende heeft zij veel minder tijd gehad dan Ruissen om naamsbekendheid op te bouwen.

Beide partijen hebben zo hun eigen kansen en uitdagingen. De SGP kan bijvoorbeeld ook JA21-kiezers aanspreken; die partij lijkt namelijk minder kansrijk om een zetel te halen dan de SGP. Anderzijds heeft de SGP op de rechterflank opnieuw te maken met een groep bezwaarden die deelname aan de Europese verkiezingen om principiële redenen afwijst. Goed nieuws voor zowel CU als SGP is dat de partij Jezus Leeft dit keer niet op het stembiljet staat.

Duidelijk is dat het voor de twee kleine christelijke partijen zeer spannende verkiezingen zijn. En dat de opkomst op donderdag 6 juni bepalend kan zijn. Als er inderdaad meer dan 180.000 stemmen nodig zijn voor een zetel, lijkt het onwaarschijnlijk dat beide partijen deze drempel halen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer