In de bewuste nacht kwam het slachtoffer met een andere man op een scooter naar de Breestraat in Delft, waar hij op een coffeeshop wilde schieten. Op beelden is te zien dat het wapen weigert. De surveillerende agent zag hem op circa 20 meter afstand vanuit zijn (niet als politievoertuig herkenbare) auto. Hij stapte uit, richtte zijn wapen en riep hard politie.

Het latere slachtoffer draaide zich kort naar de agent toe en sloeg vervolgens te voet op de vlucht, in het kielzog van de wegrijdende scooter. De politieman heeft vijf keer geschoten; de vierde kogel raakte het slachtoffer in de rug. De jongeman, zoon van een politieman, is kort daarna afgeleverd bij een ziekenhuis in Zoetermeer, waar hij na vergeefse reanimatie bezweek aan zijn verwondingen.

De agent heeft verklaard dat hij in eerste instantie uit angst heeft geschoten; hij dacht dat er op hem zou worden geschoten. „Het was hij of ik.” De angst van de agent was hem onder meer ingegeven door het grote aantal ernstige geweldsincidenten dat Delft in die tijd teisterde.

Het OM heeft de zaak eerder na onderzoek geseponeerd. Ook toen was de conclusie dat de agent had mogen schieten, gezien de dreigende situatie. Na een beklagprocedure door de nabestaanden van het slachtoffer kreeg justitie de opdracht alsnog te vervolgen. Vier van hen legden in de rechtszaal een emotionele verklaring af.

De identiteit van de verdachte agent wordt om veiligheidsredenen volledig afgeschermd. De man, die 25 jaar bij de politie heeft gewerkt, was niet in de zittingszaal aanwezig. Hij woonde zijn proces bij via een videoverbinding, vanaf een andere plek in het gerechtsgebouw. Alleen de rechters en de officier van justitie konden hem zien. De stem van de man werd vervormd. Hij zit al vier jaar ziek thuis, als gevolg van de gebeurtenissen.

De zaak wordt behandeld door de zogeheten Blauwe kamer, die sinds 2022 is ondergebracht bij de rechtbank Midden-Nederland. Deze speciale kamer bestaat uit drie rechters en een gerechtsjurist die zaken behandelen waarin geweld is gebruikt door opsporingsambtenaren.

Uitspraak 14 juni.