Nederlandse moslim gemiddeld stuk jonger dan christen
Nederlandse moslims zijn gemiddeld zo’n twintig jaar jonger dan hun landgenoten die zich rooms-katholiek of protestants noemen.
Dat meldt het CBS vrijdag op basis van het onderzoek Sociale samenhang en welzijn. Van de drie grootste geloofsgemeenschappen in Nederland zijn mensen die zichzelf rooms-katholiek noemen gemiddeld het oudst, te weten 59 jaar. Burgers die zich protestants noemen, zijn gemiddeld iets jonger, namelijk 54 jaar.
Die cijfers verschillen opvallend van die van islamitische Nederlanders. De mensen van 15 jaar en ouder die zichzelf moslim noemen, zijn relatief jong, namelijk gemiddeld 36 jaar oud. Van deze groep is iets meer dan een kwart jonger dan 25 jaar en slechts 4 procent 65 jaar of ouder.
Ouderen
Wie alle geloofsrichtingen (rooms-katholiek, protestants, islamitisch en overige godsdiensten) bij elkaar neemt, ziet dat in die groep ouderen oververtegenwoordigd zijn. Zo zegt van alle 75-plussers in Nederland 63 procent dat zij tot een geloofsgemeenschap behoren. Van alle Nederlanders is dat slechts 42 procent. Van de groep mensen in de leeftijdscategorie 15-35 jaar rekenen slechts drie op de tien zich tot een geloofsgemeenschap.
Het totale aandeel Nederlanders dat zich tot een geloofsgemeenschap rekent, is in 2023 iets gezakt ten opzichte van het jaar daarvoor. In 2022 ging het om 43 procent van de bevolking, in 2023 om 42 procent. Vrouwen (44 procent) geven iets vaker aan bij een religieuze gemeenschap te behoren dan mannen (39 procent).
Wie deze cijfers over een iets langere termijn beziet en ze bijvoorbeeld vergelijkt met tien jaar geleden, constateert dat vooral het aantal Nederlanders dat zich rooms-katholiek noemt snel is gedaald (min 9 procentpunt), en daarna het aantal burgers dat zich protestants noemt (min 3 procentpunt). Het aandeel mensen dat zichzelf moslim noemt, nam over deze periode met 1 procentpunt toe.
In 2013 rekende nog 53 procent van de bevolking zich tot een geloofsgemeenschap en in 2017 nog 50 procent. In 2018 was het in Nederland voor het eerst zo dat de meerderheid zich niet meer tot enige geloofsgemeenschap rekende.
Wie cijfers van bijna twee eeuwen geleden erbij pakt, ziet nog grotere verschillen. In een bevolkingsonderzoek van 1849 rekenden nagenoeg alle Nederlanders zich tot de een of andere kerkelijke gezindte. Slechts 1400 mensen noemden zich toen niet-religieus.
Kerkbezoek
Je tot een geloofsgemeenschap rekenen, betekent overigens lang niet altijd ook het bezoeken van religieuze bijeenkomsten. Van alle mensen die zich religieus noemen, bezocht in 2023 18 procent minimaal eenmaal per week een religieuze dienst. Dit percentage is al jaren stabiel. Ook in 2013 ging het om 18 procent.
Op dit punt is er veel verschil tussen rooms-katholieken en protestanten. Van de eerste groep bezocht in 2023 6 procent wekelijks een kerkdienst. Bij de protestanten lag dit percentage op 33 procent. Van de moslims ging 27 procent wekelijks naar de moskee. De coronapandemie van 2020 en 2021 lijkt, nu die achter de rug is, deze percentages niet te hebben veranderd.
Media
Van de mensen die zich tot een geloofsgemeenschap rekenen, volgt 38 procent weleens een dienst via radio, tv of internet. Twintig procent doet dit wekelijks. Bijna vier op de tien mensen die wekelijks een dienst via de media volgen, gaan ook wekelijks naar een fysieke dienst.