Joodse onderduiker werd in 1944 bevrijder
Max Wolff was in 1944 op de vlucht, naar Zwitserland. Uiteindelijk kwam hij echter als bevrijder terug in België en Nederland.
Op 6 juni 2021 werd in Portsmouth, een stad aan de Engelse zuidkust, het Britse Normandy Memorial onthuld. Het bevat de namen van 22.442 militairen die sneuvelden bij de invasie in Normandië in 1944. Ter voorbereiding op de tachtigjarige herdenking werden recent twaalf namen toegevoegd: een uit elk ander geallieerd land dat deelnam aan de operatie. Voor Nederland kwam op de herdenkingsplaquette de naam van Max Wolff. Wat is zijn verhaal?
Max Wolff werd geboren in januari 1926 als nakomertje in het Joodse gezin van Bernard Wolff en Rosalia Israëls; Max had twee zussen: Elly en Kitty. Zijn vader was eigenaar van een groothandel in vee en vlees. Hij was voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog een prominent lid van de Joodse gemeenschap in Arnhem.
Volgens eigen zeggen had Max een onbezorgde jeugd, al werd hij ook voor de oorlog al geconfronteerd met antisemitisme in zijn geboorteplaats. Zo kwam hij als Jood niet door de ballotage van de Arnhemse hockey- en tennisvereniging en kon zijn vader niet lid worden van de Arnhemse sociëteit.
„De Duitsers bliezen het stadhuis van Heusden op”
Al op de eerste oorlogsdag, 10 mei 1940, werd Arnhem bezet door de Duitsers. Max’ oudste zus was begin dat jaar getrouwd met Siegfried Kanstein, een Joodse Duitser die de Nederlandse nationaliteit had verkregen. Zij gingen wonen in Oisterwijk.
Al vrij snel kreeg het gezin te maken met maatregelen tegen Joden. Op 13 mei 1942 werd het ouderlijk huis aan de Sweerts de Landasstraat in Arnhem gevorderd door de Nederlandse SS.
Bankkluis
Op 11 augustus 1942 gingen Max en zijn ouders op weg naar Zwitserland. Zijn zusters en zwager hadden dat vanuit de onderduik in Oisterwijk enkele dagen eerder ook gedaan en de Zwitserse grens bereikt. Daar waren ze niet opgevangen door de Zwitsers, maar overgedragen aan de politie van het ‘vrije’ Vichy-Frankrijk; een indirect doodvonnis. De ouders van Max hoorden hiervan en doken onder in België. Het Belgische verzet zorgde steeds voor andere adressen. Een griezelig moment was toen een SS-eenheid intrek nam in het bankgebouw waarin zij ondergedoken zaten. Het Joodse gezin werd tijdelijk verstopt in de bankkluis.
Toen Max in 1944 hoorde van de invasie in Normandië, besloot hij als achttienjarige naar het Britse leger te gaan. Een gevaarlijke reis, maar het lukte. De Britten onderzochten hem langdurig, want hij had geen identiteitsbewijzen. Daarna kreeg Max een korte opleiding in Engeland.
De Prinses Irene Brigade landde op 6 augustus 1944 in Normandië. Max hoorde bij deze brigade, maar werd door de Britten vanwege zijn grote talenkennis ingeschakeld als tolk. Zo kwam hij in Brits uniform als bevrijder Brussel binnen, waar hij eerder onderduiker was geweest.
Drama’s
Max kreeg te maken met veel oorlogsgeweld, zoals tijdens de Slag om het Reichswald in februari 1945 waarin 23.000 geallieerden sneuvelden. Hij werd ook geconfronteerd met burgerslachtoffers en een concentratiekamp. Zo moest hij op 5 november 1944 helpen bij het bergen van 134 burgerslachtoffers in de kelder van het stadhuis van Heusden, nadat het Duitse leger de bijbehorende toren had opgeblazen, evenals de torens van de rooms-katholieke en de hervormde kerk.
Heel zwaar was Wolffs werk bij het pas bevrijde kamp Bergen-Belsen. Het was verschrikkelijk wat daar was gebeurd, maar voor Max was het ook een confrontatie met de dood van familieleden.
Wolff werkte daarna vanuit Arnhem bij de 37th Grave Concentration and Identification Unit. In 1946 nam hij ontslag uit het Britse leger, maar toen moest hij nog twee jaar dienstplicht vervullen in het Nederlandse leger. Hij is nu 98. Over zijn oorlogsverleden heeft hij nog vaak verteld.
In Airborne Museum at the Bridge in Arnhem is de tentoonstelling ”Max Wolff: Van vluchteling tot bevrijder” gratis te bezichtigen.