Buitenlandse correspondenten geen „goede vrienden” van China
Een „illegale organisatie”. Zo stigmatiseren de Chinese autoriteiten de Vereniging van Buitenlandse Correspondenten in China ofwel de FCCC (Engelse afkorting). Dat meldt haar zojuist verschenen jaarverslag 2023 onder de sprekende postpandemietitel ”Maskers af, barrières blijven”.
Bij verstrekking of vernieuwing van hun perskaart krijgen buitenlandse journalisten van het regime in Peking meteen de waarschuwing mee geen lid te worden van de FCCC en al helemaal geen bestuurslid. In het andere geval heet je geen „vriend van China” meer, met alle nadelige gevolgen voor je beroepsuitoefening.
Van de 157 journalisten die „geen vriend van China” zijn, vulden er 101 in januari en februari een FCCC-vragenlijst in over hun werksituatie. Daarmee zet zij een waardevolle jaarlijkse rapportage over ‘persvrijheid’ in China voort.
Die hoge komma’s rond het woord persvrijheid zijn te herleiden uit het feit dat 99 procent van de respondenten aangeeft dat de werkomstandigheden zelden tot nooit internationale standaarden voor nieuwswerving halen. De reisrestricties vanwege de pandemie mogen dan voor externe media opgeheven zijn, dat geldt bepaald niet „de onverminderd vijandige omgeving voor buitenlandse journalisten die vanuit de Volksrepubliek China verslag doen”.
Willekeurig
David Rennie, bureauchef van The Economist in Peking en een van de weinige (!) FCCC-leden die in het jaarrapport met name geciteerd worden, schetst de van kracht zijnde Chinese persbeteugeling: „Tijdens de pandemie was de situatie in het veld spookachtig. Nu is die veel meer willekeurig. Het valt moeilijk te voorspellen of je gevolgd wordt of op reportage door de plaatselijke propaganda-afdeling wordt teruggefloten.”
Eigenlijk drukt Rennie zich hier heel mild uit. Neem bijvoorbeeld de gewelddadige wijze waarop NOS-correspondent Sjoerd den Daas eind februari tijdens een reportage over een demonstratie in Chengdu werd bejegend. Den Daas werd door een bruut in burgerkleding eenvoudig tegen de grond gewerkt. President Xi Jinpings regime kent geen gebrek aan surveillanten, al dan niet in uniform. Ook dat geeft het FCCC-jaarverslag uitdrukkelijk aan.
Enkele cijfers uit het rapport illustreren de problemen waarmee buitenlandse correspondenten in het ”Rijk van het Midden” kampen: 81 procent maakte treiterijen of zelfs geweld mee; 54 procent werd door politieagenten of andere officials openlijk gehinderd tijdens het werk; 45 procent ondervond hinder van „onbekende personen”; 37 procent stond journalistiek met lege handen vanwege plotseling afgezegde interviews, als gevolg van officiële druk. Al deze opgeworpen barrières zijn strijdig met de Chinese wetgeving, onderstreept het rapport.
Drones
Intussen perfectioneert Peking het schaduwen van buitenlandse correspondenten. Technologie wordt daarbij steeds belangrijker. Tot en met het inzetten van drones! Daarover informeert een journalist van een Europees nieuwsbureau: „Op een recente trip naar twee verschillende provincies over de link tussen klimaatverandering en extreme weersomstandigheden werden we gevolgd door meerdere auto’s volgepakt met agenten in burger. Drones gingen de lucht in om ons te traceren en te observeren toen we onze auto parkeerden om te filmen en interviews te houden. Ook bij het lopen naar een plek kwamen de drones ons achterna.”
Waartoe deze Chinese surveillanceobsessie leidt, vertelt een Europese collega: „Het is een eindeloos kat-en-muisspel. Welke strategie je ook uitprobeert, het Chinese surveillance- en veiligheidssysteem past zich aan en sluit het gat. Welke strategieën je ook hanteert, de ruimte voor berichtgeving wordt kleiner en kleiner.”
Gevolgd
Dat laatste zien we letterlijk terug in het jaarverslag, onder de kop ”Berichtgeving over gevoelige gebieden”. Daaronder vallen –en dat is niet verwonderlijk– de autonome regio’s Xinjiang en Tibet. Beide gebieden zijn berucht vanwege extreme onderdrukking door de staat. In lijn daarmee geeft 85 procent van de journalisten aan in Xinjiang op problemen te zijn gestuit.
Hoe die problemen er concreet uitzien, beschrijft een Europese correspondent: „In Xinjiang werden we de hele tijd gevolgd, conform onze verwachting. Dat was buitengewoon onplezierig in Hotan. We telden een half dozijn volgers in burger, te voet en per auto. In Korla zaten op een gegeven moment zo’n zes wagens achter ons aan. We maakten rechtsomkeert, reden een verlaten bouwterrein op en sloegen een stoffige weg in. Trouwhartig sloten ze allemaal aan.”
Weggesleept
Maar niet alleen in Xinjiang en Tibet wachten buitenlandse journalisten persbarrières. Dat geldt min of meer voor alle grensgebieden in China. Zo meldt bijvoorbeeld 79 procent van de journalisten problemen bij de Russisch-Chinese grens. 68 procent spreekt van problemen in de autonome regio Binnen-Mongolië. Heel verhelderend over ‘persvrijheid’ in China werkt het relaas van een Europese radioverslaggever daar: „In Binnen-Mongolië werden de mensen die wij op straat trachtten te interviewen letterlijk weggesleept door agenten in burger.”
Vreemde persogen in economische probleemgebieden in China zijn evenzeer van partijwege ongewenst. In de woorden van een Europese persmuskiet: „Toen we in de oude mijnstad Hegang arriveerden, wachtte een dozijn politieofficieren in burger ons op bij het treinstation, in meerdere auto’s. Zij vielen de mensen lastig met wie wij wilden spreken, stopten straatinterviews en gaven de staf van ons hotel het bevel de autoriteiten precies op de hoogte te houden van ons gaan en staan.”
Digitale surveillance
Specifieke aandacht besteedt het FCCC-jaarrapport ook aan ”digitale surveillance”. De cijfers spreken ook hier boekdelen: 81 procent van de respondenten gaat ervan uit dat hun communicatie via de app WeChat niet vrij verloopt en 72 procent meent dat gesprekken op mobieltjes en vaste lijnen worden afgeluisterd. Bewijs daarvan leverden vier respondenten. Regeringsambtenaren verrasten hen met privé-informatie…
Vandaar ook de verzuchting van de Chinacorrespondente van Trouw, Cindy Huijgen: „Het moeilijkst is om niet paranoïde te worden. Heb ik zélf die ene verdwenen notitie niet goed opgeslagen in mijn telefoon, zoals mijn vriend zegt, of werd hij door een hacker verwijderd?”
De auteur is oud-rapporteur EU-China voor het Europees Parlement.