Kritiek Rekenkamer op beleid overheid in begindagen coronacrisis
Het ministerie van Volksgezondheid heeft in de begindagen van de coronacrisis te weinig gedaan om de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen, concludeert de Algemene Rekenkamer. Zo werd oud-DSM-topman Feike Sijbesma benoemd tot speciaal gezant, terwijl zijn broer een hoge functie bij vaccinontwikkelaar AstraZeneca had. „Het ministerie had bij het aantreden van Sijbesma geen gesprek met hem gevoerd over mogelijke belangenconflicten”, aldus de controleurs.
De Rekenkamer deed onderzoek naar de manier waarop de eerste vaccins tegen corona in 2020 en 2021 zijn gekocht. Het virus werd eind februari 2020 voor het eerst vastgesteld in Nederland. Een maand later werd Sijbesma benoemd tot gezant. Aanvankelijk was het de bedoeling dat Sijbesma zich alleen met coronatests zou bezighouden. Toen hij dat zag, mailde Sijbesma naar het ministerie: „dan liever niets”.
Uiteindelijk kreeg hij de opdracht contact te leggen met bedrijven die de overheid konden helpen bij het bestrijden van de coronacrisis. Dit waren fabrikanten van tests, maar ook farmaceuten die aan vaccins werkten. Hij werd „een oliemannetje” tussen overheid en bedrijven, maar het ministerie „moest Sijbesma erop wijzen dat beslissingen alleen op het departement genomen konden worden”.
Een paar maanden nadat Sijbesma aan de slag was gegaan, kwam de functie van zijn broer aan het licht. Duitsland had er vragen over gesteld na een overleg tussen Europese landen over samenwerking. „Een pijnlijk incident”, noemt de Rekenkamer dit. De onderzoekers benadrukken wel dat er geen enkele aanwijzing is dat Sijbesma AstraZeneca heeft voorgetrokken. Integendeel, Sijbesma vond dat Duitsland zijn hoop te veel op AstraZeneca vestigde en te weinig oog had voor andere ontwikkelaars.
De Rekenkamer concludeert ook dat het ministerie te weinig wist over de manier waarop vaccins worden ontwikkeld, geproduceerd en geleverd. De kennis „was en bleef” onvoldoende. Bovendien werd het beleid beïnvloed door „vroege contacten met en wensen van” de Leidse farmaceut Janssen. Het kabinet zette zich in voor hun vaccin, „om epidemiologische én economische redenen”.
Alles bij elkaar zegt de Rekenkamer wel dat de toenmalige coronaminister Hugo de Jonge het „redelijk tot goed” heeft gedaan. „De minister was niet voorbereid op een uitbraak van de omvang van Covid-19, maar wist in korte tijd een manier te vinden om de ontwikkeling van vaccins te stimuleren en werkende vaccins aan te schaffen. Die vaccins bleken de voornaamste uitweg uit de wereldwijde pandemie.”