Kunstenaressen hadden tussen 2017 en 2021 gemiddeld een bruto jaarinkomen van 16.900 euro, mannelijke beeldend kunstenaars 20.200 euro, een vijfde meer dus. Alleen bij de vrouwen van 35 tot 44 jaar kwam er meer binnen, maar dat kwam doordat ze er veelal nog ander werk bij deden (al werkten ze in totaal wel weer minder uren).

De verschillen tussen vrouw en man in de beeldende kunst vallen eigenlijk nog mee. Als er naar alle creatieve beroepen wordt gekeken, komen de vrouwen er daar 33 procent bekaaider van af. De in de onderzoeksperiode actieve beeldend kunstenaars (bijna 15.000, van wie meer dan de helft vrouw) hebben echter wel weer veel minder inkomen dan mensen in andere creatieve beroepen (18.500 tegen 35.100 euro bruto per jaar).

Vrouwen vragen en krijgen minder en minder vaak subsidie. „Onderzoek naar drie subsidieregelingen van het Mondriaan Fonds laat zien dat 52 procent van het totaal gehonoreerde bedrag naar mannen gaat, 45 procent naar vrouwen en 3 procent naar non-binaire makers en anderen die geen gender invulden op hun aanvraagformulier”, aldus de stichting.

Kunstenaars komen ook aan inkomen door prijzen te winnen, want daar zijn er in hun wereld aardig wat van. Daar ziet de Boekmanstichting een redelijk evenwicht: „De verdeling tussen het aantal vrouwelijke (54 procent) en mannelijke (43 procent) winnaars weerspiegelt de verhouding op de arbeidsmarkt. De overige 3 procent behelst een kunstenaarscollectief.”

Hoewel er dus meer vrouwen aan het front van de beeldende kunst actief zijn, komen ze weer minder goed over het voetlicht via onder meer musea, galeries en beurzen.