Eline en Lisa ontsnapten bij tramaanslag aan de dood
Hij zaaide dood en verderf. Vandaag precies vijf jaar geleden schoot Gökmen T. in en rond een tram in Utrecht vier mensen dood. In een vorige week verschenen boek blikken betrokkenen terug op de terreuraanslag.
„Ik voelde een enorme klap in mijn onderrug. De kogel ging dwars door mijn lichaam, van linker onderrug naar rechterborst. Hij doorboorde mijn longen, milt en slagader, raakte mijn lever, mijn ruggenwervel, mijn nier. Later is die kogel teruggevonden. Ik heb ’m nog altijd.”
Indringend is het relaas van Eline. De jonge vrouw raakte ernstig gewond toen Gökmen T. op haar vuurde. Ze was de tram uitgesprongen waar de man om zich heen schoot. Elines verhaal staat opgetekend in het vorige week verschenen boek ”De stad werd stil” (uitgeverij Abessijn) van Johan Kroes. Hij was in 2019 speechschrijver bij de gemeente Utrecht.
De Domstad stond onder hoogspanning, op maandag 18 maart 2019. Gökmen T. schoot in en rond een tram op het 24 Oktoberplein om zich heen. Vier mensen kwamen om, verschillenden raakten gewond.
Dezelfde dag weet de politie de aanslagpleger op te pakken in Utrecht. De schutter kreeg een levenslange celstraf opgelegd. Opvallend was zijn proceshouding. Hij vernederde zijn slachtoffers en spuugde op zijn advocaat en richting een rechter.
Gökmen T. riep tijdens de terreuraanslag ”Allah akbar”. In zijn vluchtauto vond de politie een briefje met daarop: „Ik doe dit voor mijn geloof. Jullie maken moslims dood en jullie willen ons geloof van ons afpakken, maar dat gaat niet lukken. Allah is groot.”
Eline, die destijds biologie en medisch laboratorium onderzoek studeerde, was in de tram op weg naar school. Ze zou samen met vriendinnen aan een project gaan werken.
Eline spreekt in het boek van „totale chaos” toen Gökmen T. om zich heen schoot. „Het eerste dat bij me opkwam was dat de man zichzelf op ging blazen. (…) Maar toen zag ik het pistool. Er zat een lange zilveren loper op. Een demper, zo begrijp ik nu. Hij richtte zijn pistool op een meisje. Ik hoorde een dof geluid. Het beeld van dit meisje, dat in haar borst werd geraakt, zal ik nooit meer vergeten.”
Eline duikt samen met een vrouw weg achter een glazen scherm, bij een tramdeur. „Samen zaten we ineengedoken tegen elkaar aan. We zeiden geen woord. Ik hoorde gegil. Chaos. En doffe knallen. Ik ga dood, dacht ik.”
Noodrem
Als Eline in doodsangst de tram uitspringt, nadat iemand aan de noodrem trok, schiet Gökmen T. haar in de rug. Drie mannen slepen haar weg. „Ze legden mij neer achter een auto en opeens waren ze weg”, vertelt ze in het boek. „Ik snapte er niets van. Waarom lieten ze me alleen? Later is me verteld dat Gökmen T. op dat moment schietend uit de tram kwam en dat iedereen moest vluchten. Hij schijnt nog langs mij gelopen te zijn, maar heeft me laten liggen, heb ik later gehoord. Die gaat toch wel dood, moet hij gedacht hebben. Dat dacht ik zelf ook. Ik verloor heel veel bloed en voelde mijn benen niet meer. Ook viel ik steeds weg. Ik moest aan mijn moeder en aan mijn zusje denken. En aan mijn vriend. Ik kán ze niet alleen laten, dacht ik. Ik móet door.”
Eline overleeft de aanslag, maar gaat door een diep dal. Als ze na negen dagen uit coma ontwaakt, krijgt ze paniekaanvallen. Daardoor gaat haar keel dichtzitten. „Dat was het ergste. Ik stikte bijna in mijn paniek en leefde echt op het randje van de dood. Dat was heel heftig. Het was zo erg dat ik mijn moeder bij de keel greep. Ik schreeuwde: maak me af, maak me af.”
De rechtszaak waarin Gökmen T. terechtstaat, hakt erin bij Eline. Ook vanwege de onbeschofte houding van de schutter. Ze spreekt de terrorist toe en zegt onder meer: „Op het moment dat ik werd neergeschoten begon voor mij het gevecht. Een gevecht met veel leed, frustratie en verdriet dat ik de rest van mijn leven zal moeten uitvechten. (…) Maar één ding is zeker: Gökmen, jij hebt mij niet verslagen. En dat zal je ook nooit lukken.”
De aanslagpleger onderbreekt haar en zegt: „Jammer, jammer.” Elines moeder wordt razend. „Mijn moeder werd zó kwaad. Ze schold hem de huid vol. Zo heb ik haar nog nooit gezien. Huilend ben ik de zaal uit gegaan. Maar ik heb wél kunnen zeggen wat ik te zeggen had.”
Nog steeds worstelt Eline met de gevolgen van de aanslag. Zo raakte haar milt onherstelbaar beschadigd. Artsen moesten die verwijderen. Daardoor is ze vatbaarder voor infecties. Ook heeft ze last van verklevingspijn in haar buik. Dat komt doordat artsen haar open legden en weer dicht maakten. Ze werkt nu vier dagen per week als technisch laborant in Utrecht. „Meer werken is fysiek niet mogelijk voor mij.”
Blinde paniek
Ook in het leven van de 37-jarige Bjarne trekt de tramaanslag diepe sporen. Hij staat op 18 maart 2019 bij een stoplicht vlakbij de tram. Bjarne, vader van drie kinderen, ziet tot zijn ontzetting hoe Gökmen T. vanuit een deuropening in de tram Eline in haar rug schiet. „Ik sprong uit de auto en rende in blinde paniek naar haar toe”, vertelt Bjarne, destijds werkzaam bij een hoveniersbedrijf.
Samen met een paar andere mannen sleept hij de zwaargewonde Eline achter een witte bestelbus even verderop. „Ik trok haar jas op en zag toen het gat in haar rug. Ik werd opgeschrikt door het geschreeuw van ”Allah akbar” uit de richting van de tram. Ik zag toen dat de man uit de tram was gekomen en met zijn vuurwapen in mijn richting schoot. Ik hoorde de kogels in de auto naast mij inslaan”, vertelt Bjarne in het boek.
Hij besluit verder te rennen en de gewonde Eline achter te laten. „Ik had een gele fluorescerende jas aan, dus voelde mij één grote schietschijf. (…) Ik zag de schutter een paar seconden en kreeg direct de indruk van een emotieloos en onberekenbaar persoon. Gewoon een gek. (…) Na een paar seconden dacht ik: je hebt drie kinderen en een vrouw, ren voor je leven! Maar dat betekende dat ik de gewonde vrouw in de steek moest laten. Daar heb ik het later heel moeilijk mee gehad.”
Op zijn vlucht slaat hij op de ramen van auto’s, om zo de inzittenden te waarschuwen voor het gevaar. In één van die auto’s, een witte Suzuki, zit een wat oudere man. Bjarne ziet dat hij zijn gordel niet los krijgt. „Ik zag de paniek in zijn ogen.” Bjarne, die zelf fysiek ongedeerd blijft, ziet hoe Gökmen T. de bestuurder van de witte Suzuki onder vuur neemt. De man, de 74-jarige Willem, overlijdt tien dagen later aan zijn verwondingen.
Bjarne krijgt het de weken na de aanslag zwaar voor de kiezen. „’s Nachts werd ik badend in het zweet wakker. Ik droomde dat er op mij geschoten werd. (…) Bovendien werd ik heel prikkelbaar. Ik kon niks hebben en werd bij het minste boos op mijn kinderen. (…) Ik ben echt door een heel diep dal gegaan. Ik was op een gegeven moment zo depressief dat het leven voor mij geen zin meer had en ik me het liefste tegen een boom aan wilde rijden.”
Helend is een ontmoeting met Eline, ongeveer een halfjaar na de aanslag. Hij sleepte de gewonde vrouw samen met anderen weg bij de tram. „In eerste instantie hebben we alleen maar zitten huilen met z’n tweeën en daarna hebben we ieder ons eigen verhaal verteld. Dat deed ons beiden erg goed.”
Tot zijn vreugde stuurt Eline hem later een kaartje met daarop de woorden: ”Jij bent de echte held”. „Dat gooi ik nooit meer weg!”
Gegil
Indringend is ook het verhaal van de 31-jarige Lisa. Ze zat in de tram toen Gökmen T. het vuur opende. „Het gegil en de paniek van de mensen om mij heen ging door merg en been. Bij mij bracht het een enorm overlevingsinstinct naar boven. Waar kan ik eruit? Hoe kan ik ontsnappen? (…) Ik bonkte op de ramen en schreeuwde en zwaaide richting de trambestuurder.”
Lisa kruipt in de hoek van de tram in elkaar en schuilt achter twee jongemannen, Afghaanse vluchtelingen. „Een man van middelbare leeftijd zat ineengedoken in de andere hoek, met zijn laptoptas voor zich. Ik kan niks anders doen dan wachten en schuilen, ging er door mij heen. Wat ik toen voelde, vind ik moeilijk te omschrijven. Eerst had ik nog hoop om te ontsnappen, maar op dat moment voelde ik een soort apathische zwarte paniek en een vreemd soort zwarte berusting.”
Lisa vertelt dat Gökmen T. op een van de Afghaanse mannen wilde schieten, maar dat zijn wapen haperde. Een van die mannen weet even later een raam een ruit in te trappen, „met zo’n oerkracht, dat die ruit in z’n geheel uit de sponning vloog”. Na de mannen springt ze via de opening naar buiten.
Schuldig
Ook Lisa worstelt met de keuzes die ze in die angstige ogenblikken maakte. „Ik ben er niet trots op hoe ik handelde en ik kan me er nog steeds voor schamen en schuldig over voelen. Dat ik schuilde achter iemand anders, voelt niet heel heldhaftig. Maar je vecht voor je leven op zo’n moment en ik heb geen seconde getwijfeld over de keuzes die ik in die situatie maakte. Dat ging allemaal automatisch.”
Mentaal kreeg Lisa een zware klap. Ze volgde diverse traumatherapieën, onder meer om van haar angst voor reizen per openbaar vervoer af te komen. „Nog altijd schrik ik snel, om de domste dingen. Op straat ben ik soms bang dat iemand een pistool of mes pakt. Of andersom. Dat als ik mijn telefoon uit mijn zak haal, mensen denken dat ik een pistool pak en dat ze mij vervolgens willen neerschieten.” Toen de vrouw, die nu werkt als therapeut, in oktober vorig jaar op vakantie ging naar Japan, voelde ze zich „voor het eerst weer volledig veilig op straat. Dat deed me veel. Ik weet ook niet of ik dat gevoel van veiligheid ooit nog in Nederland ga krijgen.”
Broek
Ook politiemensen die betrokken waren bij de jacht op Gökmen T. komen in het boek aan het woord. Zo’n zeven uur na de aanslag wist de politie de dader te traceren en op te pakken. Niet alles loopt op rolletjes. Om het „verouderde” camerasysteem in de tram te kunnen uitlezen, moet iemand vanuit de remise (stalling) in Nieuwegein komen. Beelden van de dader worden in een app van het opsporingsteam geplaatst en iemand herkent de man. Via opgevraagde camerabeelden in de stad weet de politie grotendeels de gangen van de aanslagpleger te traceren. Niet alle beelden zijn scherp, maar aan de hand van een merkje op de broek van de dader komen de politiespeurders een heel eind. Teamleider Hans van der Sloot, die bijna een halve eeuw bij de politie werkt, is trots op zijn mensen. „Dit onderzoek was er een in de buitencategorie. We hebben ongekend veel informatie in bizar korte tijd moeten verwerken.”