„Eenheid moet beleefd worden”
„In veel preken uit behoudende hoek worden allerlei geijkte termen over de gemeente uitgestrooid waarvan ik niet de indruk heb dat de gemeente er bijzonder door getroffen wordt. Veel preken in meer vooruitstrevende kring ervaar ik als vlak en leeg. Waar wordt de gemeente mee naar huis gestuurd?”
Dat vroeg ouderling D. Koole zich zaterdag af op de voorjaarsconferentie van de ambtsdragers van de Christelijke Gereformeerde Kerken. De laatste christelijke gereformeerde generale synode wees op de noodzaak ook intern het gesprek over de verhoudingen aan te gaan, naast het zoeken naar eenheid met andere gereformeerde belijders. Op de conferentie spitste deze problematiek zich toe op de prediking.
„De verdeeldheid die onze kerken kenmerkt, is geen kenmerk van de ware kerk”, constateerde ds. J. Westerink. De Utrechtse predikant gaf een diagnose van de situatie. Door een gebrek aan kennis van objectieve geloofswaarheden ziet hij een tekort aan onderscheidingsvermogen. „De Christelijke Gereformeerde Kerken leven niet meer op een eiland, als dat ooit al het geval is geweest. Hoeveel catecheten stuiten niet op het feit dat catechisanten zo beïnvloed zijn door gedachten uit de evangelische wereld, dat ze hun schouders ophalen over wat de confessie leert ten aanzien van de totale verdorvenheid van de mensen en de verzoening. Sommige ambtsdragers menen dat het verenigbaar is met het gereformeerde karakter van de kerk wanneer er ruimte wordt geboden voor de volwassendoop. Daarmee laten ze merken geen zicht te hebben op een zo centrale notie als het genadeverbond. Hoeveel ouderen en jongeren komt u tegen die zo geïnfecteerd zijn door het denken van onze multiculturele en multireligieuze samenleving, dat ze menen dat we toch allemaal één God dienen, onder welke naam dan ook.”
Ds. Westerink had Agnes Amelinks boek ”De gereformeerden” als spiegel ervaren. „Is het zó erg bij ons? Nee, tenminste, niet in die mate, maar toch…!” Hij vroeg zich af hoe het bij ambtsdragers staat met het geloven met het hart wat beleden wordt met de mond. „Wat zit er achter als gemeenten nauwelijks nog lijdenspreken horen, een klacht die me overigens ook uit andere kerken ter ore komt? Het gaat in de lijdensweken immers om het hart van het Evangelie: de gekruisigde Christus. Wordt de gemeente dan wel voldoende op het Lam van God gewezen? Als het zicht daarop ontbreekt, lopen we dan niet het gevaar dat we terechtkomen in de situatie van Laodicea, de gemeente die alles had? Maar Jezus stond buiten de deur en ze hadden het daar niet eens in de gaten. We kunnen rechtzinnig zijn, maar tegelijk het dodelijke gevaar lopen dat de kandelaar wordt weggenomen. Dan kunnen we veel leven maken en het kan in de gemeente heel gezellig zijn, intussen zijn we echter dóód. De zeven brieven aan de gemeenten in Azië spreken duidelijke taal. Wij menen toch niet dat we daar boven staan?”
Ds. H. van den Heuvel uit Meppel gaf richtlijnen voor de therapie. Hij verzette zich tegen het beperken van de geloofsbelijdenis van de gemeenschap der heiligen tot de eigen en verwante gemeenten. „Kerkbreed, ja over de grenzen van ons eigen kerkelijk leven heen, moeten we die belijdenis beleven. De eenheid in Christus is ons geschonken. Die moet door de gelovigen echter wel beleefd worden. De gemeenschap is gave en opgave. We moeten met elkaar de zonde van het kerkzijn met de rug naar elkaar in plaats van met oog voor elkaar bestrijden. Als we elkaar aanvaarden zoals Christus ons aanvaard heeft, betekent dat meer dan gedogen.”
Als inhoud van het gesprek beval Van den Heuvel het hart van het Evangelie aan: de verzoening. „De prediking daarvan is de boodschap van de rechte verhouding tot God en tot elkaar. Van daaruit dienen wij te spreken over onze interne eenheid. De beleving van die verzoening heeft een persoonlijk én een gemeenschappelijk karakter.”
Ds. Van den Heuvel vindt als therapie bovenal een prediking nodig waarin met twee woorden wordt gesproken: zonde en genade, rechtvaardiging en heiliging. „Wij hebben behoefte aan een schriftuurlijke prediking in rapport met het hart en leven van de hoorder, een persoonlijke, bevindelijke prediking.”
Tijdens het panelgesprek onder leiding van Koole werd aan ouderling M. H. Baan uit Middelharnis gevraagd op grond waarvan hij tot (h)erkenning in Christus van anderen kwam. „Herkenning is meer dan overeenstemming in woorden. Banden aan elkaar moeten hun fundament vinden in de Schrift en in de beleving.” Door ambtsdragers uit diverse hoeken van de Christelijke Gereformeerde Kerken werd gepleit voor meer persoonlijke prediking, gericht op hart en hoofd.