Prof. Van Lieburg ontwierp inclusieve kerkenstamboom
Prachtig zijn ze, die gedetailleerd getekende stambomen van kerken. Maar wat leren ze ons nu eigenlijk? Zijn ze soms niet erg selectief en willekeurig samengesteld? Prof. dr. Fred van Lieburg: „Evangelischen, migranten en overzeese kerken behoren er ook in te staan.”
Liefhebbers smullen ervan: precies vormgegeven stroomdiagrammen van het ontstaan van alle Nederlandse kerkgenootschappen. Woorden schieten immers vaak tekort om uit te leggen hoe die wirwar van kerken en kerkjes, geloofsrichtingen en sekten in de Lage Landen bij de zee zich tot elkaar verhouden. En waar hun historische wortels liggen.
Een tekening, stamboom of diagram kan deze warwinkel verhelderen. In één oogopslag overzie je dan het geheel. Toch? Nou, niet helemaal, vindt prof. dr. Fred van Lieburg, hoogleraar religiegeschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Jawel, ook hij houdt van het verhelderende lijnenspel van kerkenstambomen. En als wetenschapper tekende hij er in het verleden diverse. Maar hij is zich ook bewust van de beperkingen ervan.
En dan heeft hij het nog niet eens over het bijna hilarische voorbeeld van een les- en catecheseboek, ”De Weg” genaamd, dat vroeger in vrijgemaakt gereformeerde kring werd gebruikt. Uit een daarin opgenomen stroomdiagram konden de lezers opmaken dat de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) de enige rechtstreekse voortzetting waren van de kerk der apostelen. Alle andere kerken hadden zich, in de visie van de GKV, in de loop der eeuwen daarvan afgescheiden.
Mankementen
Maar ook andere kerkelijke stambomen, zoals een die in 2023 in het Reformatorisch Dagblad werd gepubliceerd, vertonen wezenlijke mankementen, vindt Van Lieburg, die over dit thema in december een artikel publiceerde in het blad Religie & Samenleving.
Let wel: genoemde visualisaties van de kerkgeschiedenis bieden per definitie een sterke inperking van de werkelijkheid. Dat kan niet anders, beseft ook de Amsterdamse hoogleraar. Wie inzicht wil bieden en overzicht wil verschaffen, móét versimpelen en reduceren. Wel blijft daarbij de vraag: laat je de juiste dingen weg? En ook: suggereer je als diagramtekenaar niet onterecht een bepaald beeld van de wereldwijde en nationale kerkgeschiedenis?
Van Lieburg noemt desgevraagd enkele valkuilen. „Wat je in deze schema’s moeilijk kunt weergeven, zijn vrije groepen op plaatselijk niveau, zoals evangelischen en pinkstergelovigen. Bestaande stambomen, zoals die de laatste vijftig jaar in allerlei boeken en bladen zijn gepubliceerd, zijn haast altijd geworteld in de institutionele kerkgeschiedenis: uit de ene kerk komt de andere voort. Maar evangelischen en charismatischen? Tja, die beginnen vaak zomaar opnieuw. Hoe zet je dan bijvoorbeeld de Mozaiekgemeenten in jouw historisch overzicht? Die hebben, om het zo eens te zeggen, geen deputaatschap bij de hoge overheid.”
Vertakkingen
Een tweede probleem vormen de overzeese kerken. Als koloniale mogendheid heeft Nederland in diverse werelddelen kerken gesticht. „De kerken in het Caraïbisch gebied vallen nog steeds onder het Koninkrijk der Nederlanden. Door remigratie van Surinamers en Indonesiërs hebben deze kerken ook binnen Nederland hun vertakkingen gekregen.”
En daarmee komen we vanzelf op de derde factor: de zogenaamde migrantenkerken. „Gastarbeiders en vluchtelingen hebben het christelijke landschap van Nederland onmiskenbaar verrijkt en verkleurd. In een diagram dat pretendeert op schematische wijze het christendom in Nederland weer te geven, mogen zij dus niet ontbreken. Vaak maken ze deel uit van internationale organisatorische structuren. We zien bij de Russische en Oekraïense christenen in Nederland hoe gevoelig dat kan liggen.”
Ter illustratie wijst Van Lieburg op de Nationale Synode die in 2019 in de Grote Kerk in Dordrecht werd gehouden. „De ”Verklaring van verbondenheid” die daaruit voortvloeide, werd ondertekend door maar liefst veertig geloofsgemeenschappen. Zeker de helft daarvan betrof Engelstalige gemeenten of netwerken met een migratieachtergrond.”
Klein hoekje
Een andere moeilijkheid waar een tekenaar van kerkenstambomen mee te maken krijgt, is het vinden van een redelijke balans tussen de grote lijnen van de kerkgeschiedenis en fijnmazige ontwikkelingen in een klein hoekje van de wereldkerk. „Daarom moet je eigenlijk met subschema’s werken. Zodat je vanuit één hoofdstamboom doorverwijst naar andere, meer specifieke stambomen. Want je kunt in één stroomdiagram niet én recht doen aan de wereldgeschiedenis van het christendom én de lezer alle minuscule mutaties in de gereformeerde gezindte meegeven.”
Kortom, het maken van een kerkenstamboom is een „permanente uitdaging”, stelt Van Lieburg. „Wat stop je erin en wat laat je weg? Neem nu al die doperse scheuringen in de 17e eeuw. Daar zit nu niemand meer mee. Dat soort informatie werkt anno 2024 eerder verwarrend dan verhelderend. En moet je dat langzamerhand ook niet zeggen van allerlei scheuringen en herenigingen op het gereformeerde erf in de 19e eeuw?”
Uitnodiging
De vernieuwde stamboom die hij eind vorig jaar publiceerde in Religie & Samenleving ziet hij in elk geval als „een voorstel” en als „werk in uitvoering”. Enkele suggesties die hij na publicatie van deze stamboom kreeg, zijn inmiddels verwerkt in het stroomdiagram hiernaast. En ook dit nieuwste lijnenspel ziet de hoogleraar weer als een uitnodiging om mee te denken en opbouwende kritiek te leveren. „Want het kan altijd beter. En ook inclusiever.”