Het geld uit EU-fondsen voor Hongarije had de Europese Commissie eerder bevroren omdat de rechtstaat van Hongarije niet meer aan de EU-criteria voldoet. Volgens het Europees Parlement is die Hongaarse rechtstaat nog altijd niet op orde en had de Commissie het geld dus niet mogen uitkeren. De timing van de uitkering in december was bovendien verdacht. Hongarije ligt geregeld dwars bij EU-besluitvorming en houdt dan als enige belangrijke besluiten tegen. Dat speelde ook toen in december de andere EU-landen op een Europese top wilden besluiten over de start van toetredingsonderhandelingen met Oekraïne. Vlak voor deze top kondigde de Europese Commissie het geld voor Hongarije alsnog aan. Kort daarna ging de Hongaarse premier, door niet mee te stemmen, impliciet akkoord met de volgende stap van Oekraïne richting de EU.

Volgens een grote meerderheid in het Europees Parlement lijkt het er zo op dat de Europese Commissie, die neutraal moet optreden als de hoeder van de Europese afspraken, aan politiek doet en toegeeft aan de chantage van één lidstaat.

Het Europees Parlement nam in januari met overgrote meerderheid al het besluit om deze rechtsgang voor te bereiden. Inmiddels blijkt die meerderheid niet verminderd te zijn. Zelfs leden en de fractievoorzitter van de Europese Volkspartij, de eigen partij van commissievoorzitter Ursula von der Leyen, vinden dat de commissie niet correct heeft gehandeld en vragen het Europese Hof die kwestie te beoordelen.