Boekhandelaar Willy Wouters: Ik kan zeggen: Ik ken God, maar als je daar niks van laat zien, wat is het dan waard?
In haar boekhandel liggen moderne literatuur en christelijke romans naast elkaar op tafel. Die tegenstelling typeert de Zeeuwse Willy Wouters-Maljaars (60): ze selecteert, maar gaat de confrontatie niet uit de weg. „Je moet wel over je eigen muren blijven kijken.”
„Doorrijden tot je bijna in de zee belandt”, luidt de routebeschrijving van Wouters aan de telefoon. In de praktijk blijkt haar boekhandel De Boekenmolen –met aangrenzend woonhuis– zelfs in de avond gemakkelijk te vinden; gewoon het polderzijweggetje kiezen dat naar de verlichte molen in de verte leidt. De boekhandelaar staat al in de deuropening van haar huis te wachten. „Ik begon me net zorgen te maken of je niet toch te ver was doorgereden.”
In de gezellige woonkamer valt meteen één ding op: de metershoge boekenkasten die een hele muur bedekken. De droom van elke leesliefhebber. Achter de piano staat een deur op een kier. Wouters kan van haar woonkamer de boekhandel inlopen. „Kom, we gaan gelijk kijken.”
De Boekenmolen begon ooit in een oude garage, maar is de afgelopen 25 jaar uitgegroeid tot een grote, gezellig volgestopte zaak. Op de houten tafels liggen christelijke romans van schrijvers als Karen Kingsbury en literaire werken van Murat Isik gebroederlijk naast elkaar. De boekhandelaar heeft twee betaalde krachten in dienst, maar is zelf ook elke dag in de zaak te vinden, behalve op dinsdagmiddag. „Dan zijn hier op het dorp alle winkels dicht. Een oud gebruik. Al denk ik soms dat ik er maar mee moet stoppen, want er staan bijna altijd mensen voor een dichte deur die niet op de hoogte zijn.”
Wouters is altijd een drukbezet persoon geweest. Vóór haar baan als boekhandelaar was ze al secretaresse bij een bank, verpleegkundige in de gehandicaptenzorg én stond ze voor de klas. Ze startte in de avonduren met een studie Nederlands, trouwde, kreeg kinderen, hielp mee in het pluimveebedrijf van haar man, zette zich lokaal in voor de speeltuinvereniging en leerlingenvervoer, schreef (en schrijft) recensies en artikelen… de lijst is lang. Lachend: „Ik ben wel een beetje hyper, denk ik. Ik houd van veel dingen tegelijk doen en ik heb altijd veel ideeën.” Ook tijdens het gesprek borrelt er regelmatig een nieuw idee in haar hoofd op, soms nog voor de vorige zin is afgelopen. Daarbij keert ze altijd weer terug naar haar eerste liefde: boeken. Ze loopt regelmatig naar de boekenkast om er een boek bij te pakken dat haar voorbeeld illustreert, of ze citeert ineens een zin uit het stapeltje dat op tafel ligt.
Wat is uw vroegste leesherinnering?
„Als klein kind kreeg ik boeken van mijn oma over Mark en Mieke. ”Mark en Mieke helpen moeder”, ”Mark en Mieke zoeken Lapje”… Langzaam spaarde ik alle boekjes uit de serie. Die stonden dan op de onderste plank van het nachtkastje dat ik met mijn zusje deelde.
Veel bezittingen had ik vroeger niet. Ik kom uit een gezin van tien kinderen en we sliepen met z’n vieren op één kamer in een vierpersoonsstapelbed. Als puber had ik drie setjes kleren, dat was het wel. Toch kijk ik erop terug als een goede jeugd. In de zomer gingen we elke middag naar het strand in Domburg. Iedereen die je kende was daar en dan hadden we lol met z’n allen. Het was simpel, niet zo ingewikkeld.
Er was ook echt een leescultuur in ons gezin. We hadden een abonnement op de boeken uit de Banierreeks en gingen trouw naar de kerkbieb en de schoolbieb. Ik las ”Goud-Elsje”, maar ook theologie als ”Rondom de enge poort” van Spurgeon of het boek over Mary Bunyan. Er waren niet altijd evenveel boeken bij de hand, dus alles wat je kon lezen las je.”
U bent geboren en getogen in Meliskerke. Heeft u nooit gedacht: ik wil eens ergens anders wonen?
„Mijn hele leven speelt zich hier af. Mijn man Piet komt hier ook vandaan, die heb ik leren kennen tijdens het schaatsen. Tijdens onze verkeringstijd heb ik wel een periode gehad dat ik me afvroeg of ik hier wilde blijven. Alles is zo gesetteld. Meliskerke is een rustig en degelijk dorp, men is niet zo van de nieuwe dingen. Ik dacht altijd: op een dag ren ik hier gillend weg. In die periode schopte ik trouwens sowieso overal tegenaan, dat hoort ook een beetje bij het puber zijn. Toch was ik wel geïnteresseerd in geloofszaken en vroeg ik ook veel als we catechisatie hadden. Op een gegeven moment zei de ouderling tegen mij: Als je nou eens een keer je mond wilt houden, van jou wil ik geen voorlopig geen vragen meer.”
Lachend: „Maar ”dat doen we nou eenmaal zo” vond ik geen antwoord, ik wilde weten waaróm.”
In een interview met de Provinciale Zeeuwse Courant zei u al: „Ik ben van jongs af aan nogal recalcitrant en zoek altijd de grenzen op.” Is dat nog steeds zo?
„Ik ben wel koppig ja, ik neem dingen niet zomaar aan. Op mijn allereerste stage vroegen ze tijdens het eindgesprek al verbaasd: Ben jij wel gevoelig voor leiding? Je doet gewoon je eigen ding. Toen dacht ik: o ja, dat is ook zo.”
Wat dat betreft is het ideaal dat u nu een eigen zaak heeft.
„Ja, heerlijk. Ik zoek het gewoon graag zelf uit. Al hou ik niet van schofferen, ik ben wel een verbindende figuur.”
Wat maakte dat u toch in Meliskerke bleef?
„Mijn man –toen nog mijn vriend– nam het pluimveebedrijf van zijn ouders over, dus we konden niet weg. Het was kiezen of delen. En ik hield veel van hem, dus ik moest een keuze maken. Daarnaast heeft mijn studie Nederlands in Leiden erg geholpen. Ik weet nog dat ik daar les kreeg van een hoogleraar die altijd Limburgs praatte en trots was op zijn geboortestreek. Toen schaamde ik me een beetje voor mezelf, want ik wilde op dat moment het liefst alles van het Zeeuwse uitpoetsen en vlekkeloos ABN praten. Langzaam leerde ik mijn plek hier in te nemen en ook te genieten van de rust. Ik kan hier wonen en toch verder kijken, dat kan gewoon naast elkaar bestaan.”
Die studie Nederlands begon u pas op uw 25e. Waarom?
„Ik heb altijd al een zwak gehad voor zowel zorg als taal. Mijn arbeidsleven begon als secretaresse bij een bank en daarna ging ik aan de slag als verpleegkundige in de zwakzinnigenzorg, zoals dat toen nog heette. Ik heb er blijvend een zwak aan overgehouden voor mensen met een beperking. Ze zijn altijd eerlijk en we hebben eindeloos gelachen. Het was een heerlijke tijd, maar na een paar jaar begon het toch te kriebelen. Ik was net getrouwd en dacht: nu kan het nog, een studie oppakken. Toen ik bijna acht jaar later afstudeerde, had ik drie kinderen. Combineren ging prima, zeker toen de kinderen nog klein waren. Rond zeven uur lagen ze op bed en dan had ik de avond om te studeren. Overdag speelde ik veel met ze en soms zei ik: Nu moeten jullie echt even zelf spelen, want mama moet studeren. En dat lukte. Ik vond het belangrijk om ze te leren dat een moeder af en toe ook een momentje tijd voor zichzelf nodig heeft.”
En toen kwam de boekhandel op uw pad.
„Eerst heb ik nog voor de klas gestaan. Maar een boekhandel was beter te combineren met mijn gezin en ik kan er ook meer van mijn liefde voor boeken in kwijt. De winkel begon rustig, met misschien vijf tot tien klanten per dag. Daar was ik soms wel gefrustreerd over. Op den duur zeiden vertegenwoordigers tegen me dat ik even geduld moest hebben, want het duurt gemiddeld tien jaar voor iets echt loopt. Uiteindelijk was het korter, maar het heeft wel jaren geduurd voor mensen vertrouwen in me hadden. Ze moeten weten wie je bent en wat voor kennis je hebt.”
Hoe selecteert u boeken voor de winkel?
„Ik probeer een zo breed mogelijk assortiment te hebben. De Boekenmolen is niet per se alleen een christelijke boekhandel. Natuurlijk is er een behoorlijke afdeling met christelijke werken, maar ik verkoop ook moderne literatuur. Ik selecteer wel, maar ik vind ook dat je confrontaties niet uit de weg moet gaan. Het is goed om over je eigen muren te kijken. Daarbij geef ik wel advies aan klanten. Als er bijvoorbeeld een nieuw boekenweekgeschenk is, geef ik dat mee, al vind ik het soms tenenkrommend om ze uit te delen. Dan zeg ik erbij: „Je mag ’m nemen, maar er staan wel vloeken in.” Dat zeg ik trouwens gemakkelijker dan de opmerking: „Kun je tegen een slap verhaal?” terwijl ik sommige geschenken gewoon echt heel slecht vind.”
In een interview met de EO zei u: „Je wordt een sterker persoon als je nadenkt over de vragen die uit de literatuur tot je komen.” Maar heb je daar per se moderne literatuur voor nodig?
„Soms vind ik christelijke romans een beetje oppervlakkig. Alles wordt goed opgelost en aan het eind is iedereen weer gelukkig. Terwijl seculiere literatuur soms sneller de kern raakt. En nu generaliseer ik even. Maar zo’n boek kan je echt aan het denken zetten, het komt veel dichterbij. Het stelt vragen als: Wat speelt zich diep in mijn binnenste af? Wat heb ik voor moraal in het leven? Kan ik écht van iemand houden of komt er dan altijd iets egoïstisch bij kijken? Neem een boek als ”De camino” van Anya Niewierra. De hoofdpersoon komt er na het overlijden van haar man achter dat hij vroeger een oorlogsmisdadiger is geweest. Hoe moet ze dat rijmen met zijn liefdevolle vaderschap? Is de mens slechts een kameleon die zich aanpast aan zijn omstandigheden of zit het toch anders? In christelijke romans zwerven we soms een beetje om die vragen heen of geven we gewenste antwoorden.”
Hoe kan het dat die diepe levensvragen volgens u niet altijd worden gesteld in christelijke romans?
„Ik denk dat het iets te maken heeft met een bepaald stramien dat we onszelf opleggen. Er zijn nou eenmaal thema’s waar we voorzichtig mee zijn, zoals het diepste innerlijk van een mens, onze driften of boezemzonden. De reflex is dan al snel: daar hebben we het maar niet over. En je kunt ook niet helemaal je binnenkant laten zien, want wie weet wat een ander er dan van gaat vinden? Terwijl ik denk dat we onszelf beperken. We mogen best die moeilijke vragen stellen.”
U mengt christelijke en niet-christelijke literatuur in de schappen, om mensen te laten lezen wat ze anders niet snel zouden pakken. Zijn er ook klanten die dat lastig vinden?
„Zeker. Een deel wil graag dat ik aan elk boek een etiket meegeef. Ze willen weten of ik het al gelezen heb en dan mag ik er een oordeel over geven. Zelf kan ik een boek met een enkele vloek wel verdragen, die sla ik in mijn gedachten over. Ik heb niet het idee dat ik mijn geweten daarmee bezoedel. Als heel de sfeer van het boek grof of platvloers is, vind ik het een ander verhaal.
Er zijn mensen die tegen mij zeggen: Jij durft best aan de linkerkant te lopen, waar het ravijn dreigt, maar ik loop liever rechts, aan de veilige kant. En dat respecteer ik ook volledig. Iedereen moet zelf de keuze maken wat hij wel of niet wil lezen.
Al zullen er vast ook klanten zijn die liever niet bij mij komen omdat ze het assortiment te breed vinden. Dat is dan maar zo, je kunt nooit iedereen tevreden houden. Ik wil echt zo’n breed mogelijke selectie aanbieden, zodat iedereen uit de omgeving terechtkan.”
Media berichten regelmatig over ontlezing. Merkt u dat mensen anders zijn gaan denken over lezen?
„Ik denk dat mensen nog evenveel lezen, maar dat we met z’n allen meer moeite moeten doen om ons te concentreren en dat onze leesgewoonten daardoor veranderen. Bij mezelf merk ik het ook. Als ik met een boek op de bank zit, pak ik soms voor ik me er bewust van ben tussendoor mijn telefoon om een berichtje te beantwoorden voor ik het vergeet of even op Instagram te kijken. Ik noem het een brokkelbrein; onze concentratie is toch een beetje stukgemaakt door alle impulsen die we binnenkrijgen. Daarom pak ik er ook standaard een potloodje bij als ik boeken lees die veel van mijn aandacht vragen. Mooie zinsdelen onderstrepen helpt om geconcentreerd te blijven.
Maar in echte ontlezing geloof ik niet zo. Er zullen altijd fanatieke lezers blijven. Bovendien zie ik dat jongeren weer steeds meer lezen en online veel tips met elkaar delen op platforms als YouTube en BookTok of tips komen vragen. Dat vind ik een prachtige ontwikkeling.”
Welke boeken pakt u er zelf graag bij?
„Alles. Van theologie en literatuur tot kinderboeken. Ik heb een paar basisscholen als klant en we hebben een gezamenlijke appgroep ”Boekenspeurders”. Als er weer een leuk kinderboek voorbijkomt delen we dat in die groep. En voor de jongeren die in de winkel komen wil ik ook graag nieuwe tips hebben.”
Leest u alleen fictie?
„Nee, ik vind het ook heel belangrijk om boeken te lezen waarbij ik nadenk over mijn leven met God. Ik ben nu bezig in een dikke pil, ”Christus gekruist of het merg van het Evangelie” van James Durham. Zelf heb ik veel gehad aan de tekst uit Johannes 6:37: „Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.” Dat was de tekst waardoor ik voor het eerst aan het avondmaal ging. Het heeft vreselijk lang geduurd voor ik dat durfde.
Kijk, hier gaat Durham nader in op deze tekst. Ik vind het een prachtig stukje: „Het is niet dat we geloven omdat we uitverkoren zijn, of omdat we van God bemind worden van eeuwigheid, of omdat Hij voorgenomen heeft om ons goed te doen. Dat is niet de grond van het geloof, aangezien ze Gods verborgen wil zijn. We geloven dat God ons roept, ons een aanbieding doet, ons nodigt en belooft en dat we weten dat Hij getrouw is.”
Voor het ND ging u een aantal jaar geleden in gesprek met dorpsgenoot Franca Treur. Ze heeft ook een presentatie gegeven in uw boekhandel over haar roman ”Hoor nu mijn stem”. Sommige dorpsgenoten zullen daar niet zo blij mee zijn geweest. Hoe kijkt u daar tegenaan?
„Ik zie Franca als een dochter van ons dorp. Ze heeft hier belijdenis gedaan en ze moet zich uit kunnen spreken. Ik vind ”Dorsvloer vol confetti” en ”Hoor nu mijn stem” prachtige romans. Franca is een sympathieke vrouw die veel heeft nagedacht over geloofsvragen, maar daarop is stukgelopen. Laatst luisterde ik naar een podcast met haar en aan het gesprek kon ik merken dat ze net als ieder mens zoekt naar zingeving en gemeenschap. Ze zei dat ze altijd geleerd heeft over een verwerpende God, maar wat als het ook over een vriendelijke God was gegaan? Dat raakte me.
In dit kader moet ik vaak denken aan de prachtige roman ”Mijn naam is Asher Lev” van Chaim Potok. In dat boek wordt de schilder Asher Lev afgekeurd door zijn Joodse gemeenschap omdat hij in hun ogen wereldse kunst maakt. Hij heeft Jezus immers aan het kruis geschilderd en dat is een vervloeking in de ogen van de Joden. Maar vervolgens wordt hij toch teruggehaald door zijn rebbe, die zegt: Je blijft betrokken bij onze gemeenschap. Al weet je niet meer zeker of je gelooft, je hoort gewoon bij ons. Dat gevoel heb ik ook vaak bij mensen die anders zijn gaan denken. Ik geloof sterk in blijven praten met elkaar en dingen van elkaar proberen te leren. Niet uitsluiten, maar insluiten.”
Waar komt die neiging tot uitsluiten dan vandaan?
„Het heeft misschien te maken met angst, te veel de controle willen houden. De gedachte dat wij de waarheid in pacht hebben en dat iedereen die buiten de kaders treedt er niet bij hoort. Het zuiver willen houden van de leer of je kerk. Terwijl ik denk: daar staat God Zelf wel voor in. Zo heb ik het ook altijd gemerkt door de jaren heen.”
Samen met uw man verleent u pleegzorg. Hoe is dat tot stand gekomen?
„Mijn man en ik zijn rijk gezegend en we willen graag uitdelen. Zo woont mijn moeder van 91 al jaren bij ons. Toen de meeste van onze kinderen uit huis waren, bleven er lege kamers over. Via via kwam ik in contact met pleegzorg. Op dit moment wonen er nog twee pleegkinderen bij ons, de andere twee zijn een tijdje geleden op zichzelf gaan wonen. Verder hebben we een caravan op het bedrijfsterrein staan. Daar woont regelmatig iemand die uit de gevangenis of de verslavingszorg komt en dan bij ons op het bedrijf komt werken. Het is goed om jezelf als christen in te zetten voor je woonomgeving. Niet uit egoïstisch oogpunt, maar om terug te geven van de genade die je hebt gekregen. Liefde en verbinding zeggen zo veel meer dan theorieën. De tekst: „Voor zoveel gij dit een van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan” is belangrijk in mijn leven. Ik kan zeggen: Ik ken God, maar als je daar niks van laat zien, wat is het dan waard? Als je zelf liefde en genade hebt mogen ervaren, is het belangrijk om dat ook te delen.”
U heeft ook een aantal moeilijke momenten gekend in het leven. Zo is het bedrijf van uw man in 2017 getroffen door de fipronilcrisis.
„We waren een van de laatste klanten van het bedrijf Chickfriend. Kort daarna kwam al het nieuws over fipronil (bloedluis, AdB) in de media. Ik weet nog dat we een aanmaning kregen om een factuur te betalen terwijl toen al duidelijk was dat al onze kippen geruimd moesten worden. Ongelooflijk. Op dat moment wisten we niet of het ooit nog goed zou komen, en daarna werden de prijzen zo hoog dat we de schade in een jaar terugverdienden. Bijzonder hoe dat loopt.
We hebben wel vaker te maken gehad met tegenslag. Zo is een werkloods een keer helemaal afgebrand. Ik weet nog goed dat Piet en ik samen buiten stonden en we dachten: nu raken we alles kwijt. Toen herinnerde Piet zich de troostvolle woorden van Paulus die hij die dag had gelezen: „Alles zal vergaan, maar iedereen zal behouden blijven.” God helpt in moeilijke omstandigheden en Hij zal er altijd zijn.”