China komt Afrika te hulp maar dat heeft een prijs
Chinese bedrijven willen graag digitale investeringen in Afrika doen, maar dat brengt risico’s met zich mee.
Verschillende Afrikaanse landen zijn afhankelijk van China als hun belangrijkste leverancier van technologie en financier van digitale infrastructuurprojecten. Ten minste 38 Afrikaanse landen werken nauw samen met Chinese bedrijven. Ze boekten de voorbije jaren grote vooruitgang op het gebied van digitale ontwikkeling en daarbij was de rol van China cruciaal. Dit brengt echter risico’s mee voor Afrikaanse overheden: het dreigt de afhankelijkheidsstructuren in stand te houden.
De wereldmarkt voor ICT-infrastructuur wordt gecontroleerd door een handvol producenten. Belangrijke leveranciers van glasvezelkabels, een netwerkcomponent die snel internet mogelijk maakt, zijn bijvoorbeeld de Chinese bedrijven Huawei en ZTE en het Zweedse Ericsson.
Veel Afrikaanse landen met beperkte middelen kunnen zich die componenten niet veroorloven. Investeringen in de infrastructuur zijn dus afhankelijk van buitenlandse financiering, zoals ”zachte” leningen, commerciële kredieten of publiek-private partnerschappen. Dat heeft een sterke invloed op de keuze van de leverancier.
Het Afrikaanse landschap maakt de technologische en financiële uitdagingen nog groter. Uitgestrekte gebieden en moeilijk bereikbare plaatsen maken de aanleg van infrastructuur erg duur. Particuliere investeerders vermijden dunbevolkte gebieden doorgaans. En landen die niet aan een kust liggen, zijn afhankelijk van de infrastructuur en de goodwill van kustlanden om verbinding te maken met internationale glasvezelstations, die via onderzeekabels snel internet naar het continent brengen.
Beïnvloeding
Chinese bedrijven blijken vooral aantrekkelijke partners omdat ze totaaloplossingen kunnen bieden, inclusief financiering. Chinese bedrijven als Huawei en ZTE nemen het ontwerp, de inkoop en de constructie voor hun rekening. Chinese banken zorgen voor de financiering. Dit spreekt Afrikaanse landen aan.
De Chinese overheid moedigt Chinese bedrijven aan om in het buitenland te investeren en te opereren. Ze biedt financiële steun en verwacht van bedrijven dat ze de wereldwijde concurrentiekracht van China versterken en de nationale economie stimuleren.
Op de lange termijn wil China de eigen digitale normen en standaarden vaststellen en promoten. De Chinese overheid verwacht dat mobiele applicaties en start-ups in Afrika steeds meer de technologische en ideologische principes van Peking zullen weerspiegelen. Dat betekent echter ook de Chinese interpretatie van thema’s als mensenrechten, dataprivacy en vrijheid van meningsuiting.
Een te grote afhankelijkheid van één infrastructuurleverancier maakt de klant echter kwetsbaar. Afrikaanse landen kunnen vast komen te zitten in het Chinese digitale ecosysteem. Onderzoekers als Arthur Gwagwa van het Ethics Institute aan de Universiteit Utrecht vrezen ook dat de Chinese export van cruciale infrastructuuronderdelen militaire en industriële spionage mogelijk maakt. Chinese apparatuur zou zo ontworpen zijn dat cyberaanvallen mogelijk zijn. Human Rights Watch is bezorgd over het feit dat de Chinese infrastructuur de greep van autoritaire leiders via technologie versterkt. Zo werd Huawei er bijvoorbeeld van beschuldigd samen te spannen met de Ugandese en Zambiaanse overheden om politieke tegenstanders te bespioneren. Huawei ontkent die beschuldigingen echter.
China biedt Afrikaanse landen een snelle weg naar digitale vooruitgang, maar dat betekent voor deze landen ook het risico van langdurige afhankelijkheid. De remedie is voldoende verscheidenheid in het infrastructuuraanbod en de partnerschappen. Tot slot moeten Afrikaanse landen, om echt minder afhankelijk te worden, op den duur voor hun eigen infrastructuur kunnen zorgen.
De auteur is onderzoeker aan het Centre for Digitalization, Democracy and Innovation van de Brussels School of Governance. Bron: IPS/The Conversation.> ipsnews.be voor het hele artikel