„Kuyper liet relaties los zodra hij zijn doel had bereikt”
Het neocalvinisme is geen dominante Nederlandse beweging meer, maar het heeft zich wel uitgebreid naar andere nationale contexten.
Dit was een van de conclusies van de Duitse conferentie ”Neocalvinismus – europäische Formationen einer transnationalen theologischen Bewegung”, die van 29 februari tot 2 maart werd gehouden in Wuppertal, in het Ruhrgebied.
Het Duitse initiatief tot deze internationale conferentie, zo lichtte prof. Marco Hofheinz van de Universiteit Hannover vorige week toe, lag in het feit dat het neocalvinisme in Europa onbekend is en weinig wordt onderzocht, althans vergeleken met andere protestantse stromingen. Is het Abraham Kuyper, Herman Bavinck, Herman Dooyeweerd en anderen niet gelukt hun gedachtegoed internationaal te verspreiden?
Het hielp in elk geval niet mee dat Kuyper zelf geen netwerker was. Hij onderhield geen relaties zodra zijn concrete doel behaald was. Hij correspondeerde veel om informatie te verkrijgen, een politiek doel te bereiken of vertalingen van zijn werk te realiseren. Was zo’n doel bereikt, dan eindigde het contact, aldus prof. George Harinck, van de Theologische Universiteit Utrecht (TUU).
Benoeming
Veel aandacht was er op de conferentie voor neocalvinisten die elders in Europa neocalvinistische opvattingen hadden uitgedragen. Prof. Karl Scharz van de Universiteit Wenen sprak over Eduard Böhl (1836-1903)en Oostenrijk-Hongarije. Deze hoogleraar gereformeerde theologie aan de Weense universiteit was geboeid door Kuyper, maar hield een benoeming aan diens Vrije Universiteit (VU) af, omdat hij Kuypers streven naar een vrije kerk niet deelde. Hij stond in zijn land tamelijk geïsoleerd.
Maarten Aalders van de TUU sprak over Jeno Sebestyen (1884-1950) en diens redelijk geslaagde pogingen (en die van zijn dochters) om na de Eerste Wereldoorlog het neocalvinisme in Hongarije ingang te doen vinden.
Monarchisme
Böhl en Sebestyen hebben Kuyper nog gekend, maar dat gold niet voor Auguste Lecerf (1872-1943), die aan de Universiteit van Parijs in het interbellum het neocalvinisme doceerde en leerlingen kweekte. Marinus de Jong (TUU) liet zien hoe hij het neocalvinisme niet verbond met de strikte Franse scheiding van kerk en staat (laïcité) maar juist met het monarchisme.
Lecerf sprak in het interbellum geregeld in Nederland en bezorgde VU-hoogleraren H.H. Kuyper en V.H. Rutgers in 1935 een Frans eredoctoraat. De invloed van Lecerf in zijn land bleef beperkt, maar loopt wel door tot in de vrije gereformeerde theologische Faculté Jean Calvin in Aix-en-Provence, waarmee tot op vandaag Nederlandse banden bestaan.
Hofheinz belichtte de figuur van Josef Bohatec (1876-1954), Böhls indirecte opvolger in Wenen. Ook Bohatec was in zijn land een geïsoleerde figuur, maar sloot zich in 1936 aan bij de beweging voor calvinistische wijsbegeerte van Herman Dooyeweerd en Dik Vollenhoven van de VU.
Politieke Calvijn
Bohatec richtte zich op het politieke denken van het neocalvinisme en publiceerde studies over de politieke Calvijn. Indirect bestreed hij in zijn gedurende het Derde Rijk verschijnende politieke studies het nationaalsocialisme, zonder onder te duiken of te emigreren. Hij overleefde de dictatuur en ontving in 1950 een eredoctoraat aan de VU, maar zijn aandacht voor de politieke Calvijn lijkt in de wereld van de Calvijn-studies vergeten te zijn.
Een bijzonder verhaal is de neocalvinisme-receptie in Duitsland. Daarin speelde ds. Wilhelm Kolfhaus (1870-1954) een rol, zo belichtte Hans-Georg Ulrichs van de Universiteit Bazel. Deze schreef een Kuyper-biografie (1924), maar introduceerde hem zo, dat Kuyper politiek conservatief en theologisch een cultuurprotestant leek. De bekende theoloog Karl Barth moest mede door dit beeld weinig van Kuyper hebben, hoewel Kolfhaus trachtte hen te verbinden.
Barthianen
Bavinck oefende wel invloed uit op Barths theologie, zo liet Kai-Ole Eberhardt (Universiteit Hannover) zien, maar diens neocalvinistische tijdgenoten, zoals Klaas Schilder, stonden kritisch tegenover hem. De stemming veranderde in de jaren vijftig door VU-hoogleraar G.C. Berkouwer. Eberhardts conclusie was dat er tussen neocalvinisten en barthianen misverstanden bestonden en suggereerde een heroverweging van deze verhouding.
Naast historische verbindingen werd ook aandacht besteed aan de actuele doorwerking van het neocalvinisme, zoals in Noord-Amerika. Daarbij kwam aan de orde of deze stroming calvinistisch dan wel modern was, in hoeverre het rasdenken haar kenmerkte en hoe ze postkoloniale visies kon verdisconteren.
Het Zuid-Afrikaanse beroep op Kuyper ter verdediging van apartheid is de opvallendste casus. Actuele doorwerking is ook in Zuid-Afrika mogelijk, zo belichtte Jan Lubbe (Universiteit Bloemfontein), maar dan dient eerst de context van het ontstaan en de receptie van het neocalvinisme te worden geanalyseerd.
Definitie
Een vraag aan het begin van de conferentie was of de definitie van neocalvinisme als Nederlandse beweging in transnationaal licht niet te beperkt was. Bleef Nederland werkelijk steeds het centrum en is bijvoorbeeld de dialectische theologie niet ook neocalvinistisch? Slotsom van de conferentie was dat de definitie beter niet opgerekt kon worden, maar dat Nederland geen centrale rol meer speelt en dat het neocalvinisme met zijn specifieke opvatting van genade als herstel van de natuur transnationaal aantrekkelijk blijf.
Prof. dr. George Harinck, rector magnificus van de Theologische Universiteit Utrecht, woonde in het Duitse Wuppertal de conferentie ”Neocalvinismus” bij.