De Stichting Vliegramp MH17 vindt de Nederlandse overheid kosten noch moeite heeft gespaard om nabestaanden van de slachtoffers van de neergehaalde vlucht MH17 te ondersteunen en Rusland verantwoordelijk te houden. Dat zegt voorzitter Piet Ploeg in reactie op het rapport dat de Algemene Rekenkamer donderdag publiceerde over de kosten die de staat maakte rond de vliegramp boven Oekraïne. Het toestel van Malaysia Airlines werd geraakt door een Buk-raket.
De Rekenkamer stelt vast dat Nederlandse overheidsinstanties tot 2022 zeker 166 miljoen euro hebben uitgegeven aan MH17. Het onderzoek naar de toedracht van de ramp op 14 juli 2014 nam met meer dan 53 miljoen euro het meeste geld in beslag. Aan hulp voor nabestaanden, zoals psychotraumautische zorg, werd tot 2022 zeker 780.000 euro uitgegeven. Aan zaken als herdenkingen en monumenten voor de slachtoffers werd in diezelfde periode ruim acht miljoen euro besteed.
Ploeg is blij dat nu financieel onderbouwd is wat de inspanningen van de overheid zijn geweest om aan „waarheidsvinding” te doen en nabestaanden te helpen. „Voor ons is dit een bevestiging van wat wij al lang wisten, dat men alles uit de kast heeft gehaald om dit goed aan te pakken.” De voorzitter van de stichting vindt dat de hulp aan nabestaanden vanuit de overheid „heel goed en doordacht” is geregeld en voor de langere termijn is.
De Rekenkamer gaat het totaalbedrag aan kosten jaarlijks bijwerken. Zo komt er voor 2023 zeker 16,5 miljoen euro bij aan schadevergoedingen die het Rijk heeft voorgeschoten aan nabestaanden van de slachtoffers van MH17. Ook komen er naar verwachting kosten bij voor de zorg aan nabestaanden van de slachtoffers. Bij het neerhalen van de vlucht boven Oekraïne kwam alle 298 inzittenden van het vliegtuig om het leven. Aan boord waren 196 Nederlanders.
Volgens Ploeg is meer geld uitgegeven aan steun dan de circa 800.000 euro die in het rapport genoemd wordt, omdat bepaalde kosten zoals rechtshulp niet zijn meegerekend als kosten voor ondersteuning van nabestaanden.
